4.8 Wandelend door het Heumense bos …

 

Als in een gebed loop ik hier rond

door het groen.

In alle schakeringen en vormen,

van licht naar donker, en van

donker naar licht.

 

En daartussendoor wandelt de

witte toorts van mijn naakte

lichaam, ontvankelijk, voor,

wat ik nu in woorden probeer

uit te drukken.

 

Fluitende vogels verbreken de

stille rust, ondanks de hitte

voel ik mij fris en luchtig, het is

genieten, het is te vergelijken

met de tedere en krachtige

klanken van een orkestraal

kunstwerk. Wanneer je er tot

in het diepst van je ziel door

wordt geraakt.

 

Het is een heelheid aan

geluksgevoel, het gaat door

mijn lichaam heen, hoog in

de borst is er de drang

om het uit te schreeuwen

van genot, alsof déze

pracht met kracht uitgesproken

wil worden.

 

Zon, natuur, lichamelijkheid en

het vermogen dit ‘ALL’ uit te

drukken, is als een levende

dóórbloedende lichamelijkheid,

en daardoor gaan mijn stappen

trager, alsof ik niet verder wil, hier

wil blijven, geen afscheid kan

nemen, deze ‘eenwording’

blijvend wil maken.

 

Behoedzaam loop ik stap voor

stap verder, alsof ik op mijn

hoede moet zijn.

Nee dat is het niet, ik wandel

stap voor stap verder om één

te worden met de natuur waarin

ik mij bevindt.

 

Het geluksgevoel blijft.

Het verdiept zich.

Toch moet ik verder.

In het besef dat het nog

een heel eind wandelen is

om thuis te komen.

 

Heumens Bos Nijmegen

2 augustus 2013