vorige pagina

HETZELFDE ANDERS ZIEN

Het christelijke geloof als verbeelding.

 

Boekbewerking door Anthoon Budel

Weergave in korte fragmenten.

 

Van: H. M. Kuitert

Uitgever: Ten Have

2005

DEEL EEN:

De zeggensmacht van het woord.

Het enige wat zich universeel manifesteert als “onvoorwaardelijk verplichtend” is, dat wat er van mensen uitgaat. Niet God of Vishnoe houdt de wereld overeind maar het woord onder de woorden. Kuitert wil ons een sleutel of handreiking geven om het drama van de kerk zichtbaar te maken, opdat de kerk een balans kan maken over het gegeven wat is nou ballast. Wat willen we behouden en wat laten we als een historisch document achter ons. Gaat de kerk een nieuwe start of een doorstart maken, of verandert er niks en stort het langzaam in elkaar? De verleden tijd is voorbij, we dienen rommel op te ruimen, en verder te gaan met wat van belang is, de rooms katholieke kerk is voldoende in staat om zich overeind te houden, leerdwang en onfeilbare dogma’s. De samenleving heeft de kerken niet meer nodig, wat de materiële kant van de zaak betreft, mensen willen wel en zijn op zoek naar spirituele, mystieke en religieuze zaken, maar daarvoor gaan ze niet meer naar de kerk. Kuitert gaat in dit boek op zoek naar zaken van de kerk die van belang zijn, en hoe wij als mensen tegen het God begrip aankijken. Kerken die blijven wel voortbestaan, ze hebben toekomst genoeg maar dat zal de ontkerkelijking (secularisatie) niet tegen houden. Doorstart of sterfhuis, wat gaat het worden, doen we niets, of gaan we er tegenaan en bouwen we op de oude fundamenten een nieuw Godshuis, passend en bevolkt door de gelovige van vandaag?. Het dient echter wel vanuit de christelijke kerken zelf opgepakt moeten worden.

Zelfinterpretatie van de kerk.

De geloofsbelijdenis; het credo van de kerk, de apostolische geloofsbelijdenis zoals vernoemd in artikel 28: Wij geloven, aangezien deze heilige vergadering een verzameling is van degenen die zalig worden, en dat buiten haar geen zaligheid is, dat niemand van wat staat of kwaliteit hij zij, zich behoort op zichzelven te houden, om op zijn eigen persoon te staan; maar dat zij allen schuldig zijn, zichzelven daar bij te voegen en darmee te verenigen, onderhoudende de enigheid der kerk … [blz. 22]

Hoe dan ook wat is kerk?

Wat bedoelen mensen uit te drukken als ze god zeggen? Kerk is voor de West Europeaan de geïnstitutionaliseerde vorm van christelijke religie. Een geïnstitutionaliseerde vorm op wereldschaal. Christelijk geloof als religie onder de religies. Religies zijn erfenissen uit voorbije tijden zoals het christendom, islam, jodendom, hindoeïsme enz, met duidelijk omschreven rituelen, gebedsvormen en levensbeschouwingen, allemaal erg belangrijk maar niet meer passend in het mondiale denken van de 21ste eeuw.

Concrete religies zijn erfenissen uit het verleden, en de vraag die overblijft is wat kunnen en doen we ermee. Dan wordt het een zaak wat doen we er mee, wat bewaren we, wat kunnen we nog gebruiken en wat gooien we als overtollig ballast weg? Het Christendom stamt als concrete religie uit het Jodendom en werkt met verbeelding. En wat houdt verbeelding in, voornamelijk dat wat we ons voorstellen afkomstig is van beneden, van dat wat mensen hebben verteld en voorgezegd. Dus is het alles subjectief? Ja het komt voort uit verbeelding, als je het maar niet voorstelt als dat mensen maar wat hebben los gefantaseerd, want dat is het ook weer niet.

Derde sleutel, vier niveaus waarop religie het ertoe doet.

Alles heeft wel zijn oorsprong, en in de loop der eeuwen is er heel wat afgesleuteld aan de erfenis dat christendom heet. Oorsprong en dat wat er van gemaakt is, is niet hetzelfde. Religie heeft vier niveaus van bestaan/ontstaan, waaronder het beïnvloedbaar is geweest; 1. het persoonlijke, 2. het kerkelijke, 3. het maatschappelijke, 4. het mystieke. Op elk niveau vertoont religie een ander gezicht, en heeft ze een eigen betekenis. Terwijl ze van dezelfde erfenis is. In beginsel dekken religie en samenleving/cultuur elkaar. Heel de samenleving is beïnvloed door religie, en religie heeft in beginsel de samenleving bepaald en beïnvloed.

1.                 Religie is van huis uit net zo breed als de samenleving is, in al zijn aspecten. Wel is het zo dat kerk niet samenvalt met staat en wereld, zij staat er los van maar heeft er wel greep op.

2.                 Christendom is ontstaan in een periode waarin gevestigde religies al een gegeven was. Het Christendom moest zich als het ware invlechten in samenlevingen die al door gevestigde religies werd beïnvloed. Eenheid van religie is dus nooit het startpunt van Christendom geweest. In de loop van de vroege middeleeuwen kreeg de kerk meer en meer invloed door de boodschap van het evangelie doch ook door dwang en het toepassen van sancties op alle mogelijk gebied.

3.                 De derde fase: We leven nu in een tijd dat  het Christendom zijn greep op de mensen aan het verliezen is, en mensen gaan er mee aan de haal. De wereldse invloed maakt plaats voor persoonlijke passie, de kerk wordt gemaakt door mensen aan de basis, onder het strenge oog van toeziende Bisschoppen.         

Creatieve religie (wildreligie):

Kerk en christendom schafte de mythe af, en wordt het christendom afgeschaft door de persoonlijke religie of passie. De individuele gelovige rekent af met de heerschappij van het kerkelijke gezag, kerken lopen leeg, religiositeit neemt toe.

Christelijke erfenis.

Mensen staan op straat kerken lopen leeg, en toch wil men de religiositeit ergens onderbrengen, en gaan mensen op zoek naar een passende bestemming, zie “Koorddanser” maandblad voor persoonlijke groei en spiritualiteit en centra’s voor levensvragen. Het religieuze erf staat vol kraampjes die voor iedereen wat te bieden heeft. Geloven is handelswaar geworden. Uit honger naar geloofswerkelijkheid ontstaat er een vrij wild gebied, en de kerken staan er machteloos tegenover, omdat zij geen uitweg weten voor het dilemma waar ze zichzelf in hebben gemanoeuvreerd.

De leer van de waarheid.

Er is sprake van geloofsbeleving van het kerkvolk, en de onfeilbaarheid van de leer van de kerk. De samenleving en de invloed van de wetenschap kan niet meer overweg met de strenge geloofsleer waar niet aan getwijfeld mag worden.

Het collectief en de enkeling.

Het basisprobleem van de kerk bestaat uit het gegeven dat de individuele gelovige meer en meer zelf wil uitmaken wat waar of niet waar is, er bestaan drie niveaus die op elkaar inspelen:

1.                                mythische niveau oerkennis van overlevering

2.                                niveau van het leergezag

3.                                en passionele persoonlijke niveau

4.                                en de spirituele groepen en centra’s

Kerken vormen een collectief, en ze noemen het een gemeenschap van gelovigen die niet geloven omdat ze het zien maar omdat ze het moeten geloven, in het sociale geheel van de kerk worden mensen geboren en gedoopt, dat is een vaste wet, je bent gedoopt en dat maakt je een kind van God, of je het wilt of niet. In de religies geld de wet van het aangesloten zijn in het geheel, dat betekent dat je het niet uit eigen vrije wil mag verlaten, dat maakt dat de kerk in de middeleeuwen zo groeide, niemand mocht er uit, anders werd je vogelvrij verklaard.

Maarten Luther daarentegen is een schoolvoorbeeld van een kerkverlater, was het niet eens met de gedwongen handel van verkoop van aflaten, en nog meer, zie zijn 96 regels, en stopte ermee en begon met een eigen afdeling van de kerk van Christus.

 

DEEL TWEE:   Terug naar de verbeelding:

Religies zijn van verbeelding.

Een netwerk van verbeelding, over de chaos. Hier gaat het om bij Kuitert.

Religie is van verbeelding, letterlijk, elk geloof ook het christelijke maakt gebruik van verbeelding, men bedient zich van beelden, voorstellingen en vergelijkingsmateriaal. De grote religies komen niet zomaar uit de lucht vallen, zij hebben voorgangers gehad, primitieve religies, verhalen en voorstellingen van oervaders e.d. Mythen en religieuze vertellingen werden doorverteld en doorverteld, door wijze mannen opgetekend en zijnde als waarheid aanvaard. Men leefde in een steeds groter groeiende chaos en aan de dingen moest betekenis worden gegeven, in een steeds meer onberekenbare wereld ging men naar vastigheid zoeken, betekenis geven aan wat er wel of niet gebeurde, betekenisgeving is onder woorden brengen wat er gebeurd en wat men vermoedde wat er gebeurde, men zocht naar houvast. In de verbeelding van de religieuze mythe; de vorm van de oudste onder ons bekende vorm van religie is de mythe. Verbeelding dus, geen echte copy van wat men ervoer of tegenkwam, maar een expressie ervan een opgetekende vorm van wat men overkwam. Dat is verbeelding een uitdrukking van voorstellingen en ervaringen die men had of men vermoedde.

Zoals men de werkelijke wereld ervaarde zo tekende men hem op, men wist niet of het waar was, of het echt was, men had de middelen er niet voor om dat te controleren. Dus generaties op generaties namen het als waar over.

 

1.                                De mens van toen was in staat om een wereld van

betekenis neer te zetten in een wereld vol van chaos, en wist er  betekenissen aan los te wringen.

2.                                Mythen zijn oervormen van religies, het is voor een belangrijk deel leveranciers van beeldmateriaal dat geld voor alle religies, ook van de christelijke.

3.                                Ze vertellen ons niet hoe de wereld in elkaar zit, maar hoe zij die wereld ervaarden, en hebben die ervaring in beeldtaal en vertellingen weergegeven en doorgegeven, van genaratie op generatie.

Wat is verbeelding dan?

1.                      het meest voor de hand liggende is uitbeelden van een ervaring.

2.                      beeldspraak gebruiken als taalmiddel om iets vast te leggen of over te brengen aan een ander, door middel van beelden iets vertellen aan een ander, of om te bewaren.

3.                      verbeelding kan ook betekenen dat je, je iets indenkt waar je geen voorbeeld of bewijs voor hebt. Dat je iets niet gezien hebt, maar je wel in kunt denken hoe iets voelt of wat het is.

4.                      verbeelding kan ook inbeelding worden, en dan hebben we het over iets wat echt niet bestaat. Denk aan de witte Wieven die in het Twentse landschap rondspookten. Zoals in de kerken werd voorgesteld om naar de hel of de hemel gaan.

5.                      denk ook daarbij aan dichterlijke verbeelding vormen, waarvan iedereen weet dat het niet waar hoeft of kan zijn, en toch neemt men die verhalen serieus.

Verbeelding is ook; hetzelfde anders zien.

Verbeelding om een plaatje van iets of iemand maken zoals een schilderij of schets, of gedicht om te laten zien wat je van iets vind of in de vorm van kunst.

In de religieuze verbeelding is het anders; vroeger in de religie, gebeurde iets wat we tegenwoordig dichterlijke verbeelding zouden noemen. De ervaarde mythen en vertellingen bracht men onder één noemer,

het zien in de verbeelding werd ondergebracht in cultureel verband, en het werd een manier van zien dat door mensen van alle tijden hebben aanvaard. Totdat mensen in staat waren dit zien, of het anders zien, konden meten aan wetenschappelijke ervaringen, waardoor men met gegronde redenen kon gaan twijfelen aan het waarheids gehalte van wat men als waar aannam en wat verbeelding was. Hetzelfde anders zien, zoals een kunstenaar iets uitbeeld van wat hij heeft gezien, hetzelfde blijft hetzelfde maar je beleeft het anders, als iets anders, soms voorgoed anders, soms zo anders dat je ervan ondersteboven bent. Soms weet je niet eens meer dat je hetzelfde anders ziet, en dat al jaren, soms al eeuwen, omdat je het zo meekreeg, van je ouders, grootouders, en zij weer van hun ouders.

Ook de Christelijke religie is afkomstig van verbeelding.

De religieuze voorstellingswereld.

Niemand heeft in werkelijk een hemel gezien, geen goden, of is in het paradijs geweest, heeft geen ervaringen vanuit de hel kunnen vertellen. Dit zijn allemaal plaatjes die stammen uit de verbeelding. Het is een eerlijke en onontkoombare conclusie, als Kuitert zegt; dat het “ontsproten is uit het brein van zinnig denkende mensen”. Eerst waren er de mensen, toen pas de religies, en de goden en God. Religie is dus een manier van kijken dat vaste grond heeft gekregen, waardoor de opbouw en samenstelling van culturen is beïnvloed.

Verbeelding of kennis?

Verbeelding is een beschrijving van mens en wereld, om te weten hoe het in elkaar zit moet je niet bij “verbeelding” zijn, kennis moet je ergens anders vandaan halen.

Religieuze verbeelding is een manier van zien, daar is niks mis mee, maar je moet niet zeggen dat wat verbeelding is, ook waar is, of echt, of dat het onfeilbaar waar is.

HOE IS HET DE VERBEELDING VERGAAN?

Greep op de chaos, en de chaos die er niet meer is.

Vroeger had men de verbeelding nodig om de zaken op een rijtje te zetten, en niet in angst om te komen. Tegenwoordig gaat het anders, we hebben nu de natuurkunde en de wetenschap en allerlei theorieën die ons vertellen hoe het in elkaar zit, of hoe we verwachten dat iets in elkaar zit. Hoe meer kennis over iets, hoe verder we afstand nemen van verbeelding. Werklelijkheid en verbeelding vallen niet meer samen. Verbeelding heeft een eigen plaats en functie gekregen. We beleven de dingen ook nog wel, maar het is anders zonder beleven is er geen leven, maar we nemen afstand van de klassieke verbeelding uit de oude verhalen.

De chaos niet meer zoals ze was.

Dat wat in vroeger eeuwen allemaal niet mogelijk was, daar draaien we tegenwoordig onze hand niet meer voor om. En dat betekent dat onze voorstellingswereld er totaal anders uitziet dan onze voorouders, en hun voorouders enzovoort tot aan de oer oude voortijden van onze Aartsvaders. Materieel en technologisch gezien hebben we veel bereikt ten opzichte van vroeger tijden, doch was sociaal en menselijk betreft hebben we er een potje van gemaakt, en het ene kwaad zet ander kwaad in gang. Beheersen van probleemvelden gebeurt tegenwoordig anders dan in de tijden van onze voorouders, behalve de religies dan die zijn hetzelfde gebleven, alleen de kerkgang word minder, waar komt dat van zou je denken?

Die veranderende wereld wordt anders beleeft, dus ook de religie.

Er vindt een soort ontmaskering plaats, door de kennis en de wetenschap kunnen mensen nu doorzien wat verbeelding is en wat niet,

en waar er twijfels zijn hoeven we ze niet meer te ontkennen. De moderne wetenschap bepaald voor een belangrijk wat wel of niet waar is, ook ontstaan er theorieën die aan de werkelijkheid getoetst worden, en wat geen duidelijkheid verschaft blijft theorie of verbeelding.

Naar het rijk der fabelen.

Van huis uit gingen cultuur en religieuze verbeelding samen, maar gaander weg, werd de mythische voorstellingswereld ontmaskerd, het waarheidsgehalte begon af te nemen. Het beeld van de wereld zoals de Christelijke kerken ons dat wilden doen geloven, houd geen stand meer, en de kerken moesten hun leer van de waarheid bijstellen, en dat deze ze schoorvoetend, maar niet voordat ze eeuwen lang mensen uit hun eigen gelederen, monddood hadden gemaakt, op brandstapels gezet, en geëxcommuniceerd. Als het dan niet anders meer kon werden ze door wereldse dwang gedwongen toe te geven.

Ontmythologisering, verbeelding komt met het verstand in conflict.

De prijs voor deze ontmaskering dient ook betaald, verbeelding is aan de kant gezet, maar kunnen we zonder verbeelding? Verstand en de openbaringsuitspraken staan tegenover elkaar, wetenschappelijke theorieën tasten de kennisuitspraken van de kerk aan. De vraag die overblijft; hoe gaan we hier mee om, we kunnen de goede dingen toch niet met de rommel samen weggooien?

De onttoverende wereld.

“Kijk op” Kijk op de wereld met gezonde papieren, beeldvorming steunend op het verstand en gaan optellen en aftrekken, en niet alles blindelings aan de kant schuiven. Alles in het juiste verband plaatsen en herwaarderen, niet als achterlijk wegredeneren. Beeldvorming met betekenis. Door het machtsverlies zullen de kerken het steeds moeilijker krijgen zich overeind te houden, is het secularisering proces nog te keren? Vrijheid van godsdienst is in de reformatie tijd omgeturnd tot politieke vrijheid, mensen konden gaan kiezen wat ze zelf wilden.

De reformatie bleef echter steken bij het; je hoeft het niet met de roomschen eens te zijn.

Ontvoogding.

In ons land hebben we er lang over gedaan om van het juk van de dwingende kerk uit te komen. En we mogen hopen dat deze bevrijding ook bij de andere religies, uiteindelijk zal plaats vinden. Onze eigen middeleeuwse geschiedenis heeft ook lijstraffen tot in de ergste vorm gekend, MacGrath, een engelse theoloog voorspeld dat de Katholieke kerk en de Islam de toekomstige religies zullen worden.

Wat we wel willen, en niet kunnen.

Ook een onttoverende wereld kent zijn onvermogen, de onrechtvaardigheid van het lot dat iemand kan treffen, het lijden en dodelijke ziekten zoals ‘kanker’ leggen hun sporen in onze samenleving. En dan komt de vraag wat kunnen we ermee, dan hebben we verbeelding en rituelen blijvend nodig om met het onvermogen te kunnen leven. Er blijven nog veel raadsels en onopgeloste mysteries over om nog aan religie te willen blijven doen.

Voltooid verleden tijd, en netwerken van verbeelding.

Ook in deze onvoltooid tegenwoordige tijd hebben we verbeelding nodig, en religies zijn daarbij uitstekend voor geschikt, ook al door de netwerken waarover zij beschikken, dankzij de erfenissen uit het verleden, kan “de kijk op” verbeelding zinverlenend zijn. Dat hebben religies altijd in hun vaandel gehad, voor hun aanhangers zinverlenend bezig zijn, hoe houd ik het vol in deze verwarrende chaotische wereld met geweld en onbegrip? Het totaal ontwerp van de Gods diensten zijn we kwijt, de rol van de christelijke kerk zoals die vroeger was doet het niet meer.

Wat rest ons dan?

Wat zegt de christelijke religie ons vandaag nog?

Een kerk die niet door heeft, dat mensen vandaag in een heel andere wereld leven dan die van gister en eergisteren (vroege middeleeuwen), en zonder blikken of blozen de traditionele geloofswaarheden als blijvende waarheid aan de man blijft brengen, is niet meer geloofwaardig. Ze blokkeert datgene waar ze groot in is geworden, namelijk; de verbeelding.

Verbeelding als een ‘kijk op’ uit het verleden.

De voorstellingen van het geloof zijn voorstellingen uit het verleden.

Het is van belang dat wij afstand van het verleden nemen. Voorstellingen van het geloof zijn  uit oeroude tijden, van verhalen die opgeschreven zijn uit een verleden dat de mensen nog van niets wisten, het is het product van een aaneenschakeling van toevoegen en weglaten en weer opnieuw formeren. De voorstellingen van nu, het heden, zijn gebaseerd op tijden en een wereld die er niet meer is. Toen had men dat nodig om zich een kijk op de chaos en het duistere onbekende te kunnen realiseren.

Verbeeldingen – leervoorstellingen kijk op de wereld en wetenschap.

Verbeelding staat gelijk met, niet werkelijk, met fictie, mooipraterij. Verbeelding is tegengesteld of staat naast: leer van waarheden, leer of overdracht van informatie. Verbeelding is expressie van ervaringen, maar van ervaringen uit een heel ver verleden. Ervaringen en voorstellingen zijn wat ze zijn … De informatie van overgeleverde voorstellingen moesten tot begrip van de dingen leiden, zo ook de ervaringen met God. De ervaringen en de daaruit voortvloeiende voorstellen moesten in vroeger tijden de onontwikkelde mens ten dienste staan. Nu is het anders, de begrippenwereld die het christendom erop na houd zou via wetenschappelijke kritiek kunnen worden omgevormd tot een meer natuurwetenschappelijke leer die aan verandering en kritiek bloot kan staan. En de hedendaagse mens kan begeleiden op zijn weg naar het Omega.

Respect voor de “erfenis” die christendom heet.

Verbeelding is geen kwalificatie van god of slecht.

We leven in een wereld van, kijk, van kijk op de dingen en kijk op wat je niet kunt zien. Het geloof van de verbeelding zegt niets over waarde of onwaarde, het was gewoon een ‘kijk op’. En je kan nu niet meer zeggen dat we er mee moeten doorgaan, het heeft ons gebracht waar we nu zijn, en dat is een moment om het anders te gaan doen.

Aan God en het christendom hebben we een hele cultuur te danken, en daar dienen we met respect mee om te gaan, dus niet afkraken, want het betekent veel voor heel veel mensen.

Is geloof een waan?

De clou van het geloven van het christendom en van religies is het geloof, en dus de voorstellingen, en deze voor waar houden. In de zin van dat het echt is gebeurd, het als een vaststaande zekerheid als waar aannemen, dat is geloven in de zin van leerstellingen van de kerk. Is het geloof een waan, ook als het collectief gebeurd, dat is in ieder geval een overweging waard.  Wanen treffen we aan bij psychotische mensen, ze houden iets voor waar wat er niet is, en dan zeggen we dat ze het zich verbeelden, wat is het verschil?

Waar geloof en waan verschillen.

De voorstellingen in het christendom zijn geen particuliere voorstellingen maar behoren tot de traditie. In het leven geroepen van onze verre voorouders en aartsvaders. Geloven in de zin van voorstellingen en verbeelding zijn standaard geworden en daar stap je niet zo maar van af, het geloof is overdrachtelijk geworden. Als je het gelooft dan werkt het ook en dat is ook niet niks. De hemel is een voorstelling van verbeelding en dat werkt, wat Kuitert hier neerschrijft hoeft een gelovige niet af te schrikken of in onzekerheid te brengen. Het gaat er niet om of het bestaat maar of het werkt. Kuitert beweerd niet dat er geen hemel bestaat, hij maakt duidelijk dat het een voorstelling is en dat het werkt. En dat zegt niets over de werkelijkheidszin ervan. Omdat voorstellingen werken, ontstaat het idee dat het echt is.

Hij maakt een koppeling naar dat wat ‘werkt’ en ‘voor waar houden’ Dat God bestaat is niet zeker, dat we denken dat God bestaat is zeker, dat werkt.

God liefhebben.

Voor dat “God bestaat” is het noodzakelijk dat we Hem kennen met ons hart en het willen dat Hij bestaat, als een wezen of realiteit dat we God noemen.

Het is een kwestie van of;

a.  God is er omdat ik Hem denk of;

b.  Ik denk Hem omdat Hij er is of;

c.       God is er omdat wij Hem ons voorstellen

d.       God is; Hem niet denken, maar van een waarheid uitgaan

 

God liefhebben, vereist dat je, je kunt veronderstellen dat Hij bestaat. Hoe komt iemand aan een dergelijke veronderstelling?

- de leer van God is een ‘verheven’ religieuze verbeelding, een erfenis van oeroude tijden, mythisch van aard.

God kennen met het hart.

Restanten van rationele kennis van God. God kennen met het hart ziet Kuitert als voorbij gaande kennis, dat door intuïtie wordt ingegeven, maar dat zegt niets over het waarheidsgehalte ervan. In de oude theologie heette dit, ‘aangeboren kennis’ van God, maar dat heeft als voorwaarde dat er al kennis van God in je hoofd of hart aanwezig was. Geloofsvoorstellingen zijn geen waarheden, ook geen intuïtieve waarheden, deze uitkomst heeft niets te maken met, dat ‘ze niet kunnen’ en wetenschappelijk onmogelijk zijn. Dus daarin moet je niet over doordenken. Dat is het hem juist, voorstellingen waar je niet over kunt doordenken, dat noemt hij ‘verbeelding‘. Verbeelding en ‘van kennis’ zijn twee werelden en die moet je niet door elkaar schuiven. Met dat wat van verbeelding is moet je nemen voor wat het is, een voorstelling van verbeelding, en wat je als waarheid, leerstelling dus, wil aanvaarden moet dan wel onderbouwd zijn.

 

Christelijk etnocentrisme.

Of

Netwerken van geloofsverbeelding.

Je bent wat je bent te midden van anderen. De grote wereld Godsdiensten hebben allen hun eigen God, en het christendom heeft net als de vele andere geloven zijn verbeelding in de enige ware God. En toch zijn alle religies niet gelijk aan elkaar allen hebben hun eigen ontstaan in geloof of verbeelding, en zijn verwant aan de eigen etnische identiteit, en dat wordt etnocentrisme genoemd. Zo zegt de christelijke kerk van zichzelf net zo als de islam; dat zij de enige waarheid (leer) bezit, en zo komen de religie ’s met elkaar in conflict. Door deze zelf interpretatie lijkt verbeelding inbeelding geworden.

-    voorstellen = een denkbeeld in de geest voorstellen

-    verbeelden = een beeld vormen van iets in de geest

-    inbeelden    = iets onmogelijks voorstellen of verbeelden

Etnocentrisme, betekent hier als volk de dingen naar je eigen cultuur afmeten, en dat mond uit in de veronderstelling dat jouw leer de enige ware leer moet zijn. De leer die in de voorbije eeuwen tot definitieve waarheid is verworden legt de fundamenten voor deze opstelling/instelling.

Verbeelding hoeft niet op inbeelding uit te lopen zegt Kuitert, je op tijd realiseren dat de christelijke God deel uitmaakt van het netwerk van christelijke verbeelding. Religies komen in de valkuil van strijden om het eigen gelijk, als verbeelding waarheid is geworden, die waarheid verwordt tot een dwingende macht om het eigen gelijk. Dat geloof verbeelding is, is op zich geen probleem, het probleem ontstaat als je van verbeelding, een bewezen waarheid maakt.

Verbeelding en fictie, wat is het verschil, fictie kan een spannend verhaal zijn of een roman, dat je gebruikt om een verhaal te vertellen, of om mensen iets wijs te maken. Daar is niks verkeerds mee. Zo kan je de Bijbel ook lezen als een fictie(vertelwijze of voorstelling die mensen als uitgang ‘s punten nemen). De bijbel als leesboek, als leerboek, om te leren omgaan met de dingen. Geloofsverbeelding is in het leven geroepen om mensen naar een hoger punt te verplaatsen, zodat ze de wereld anders zouden zien. De bijbel wil hen een visie meegeven met een kijk op de wereld, wat zij als handvest zouden kunnen gebruiken, overgeërfde wijsheid zou je dat kunnen noemen.

De erfenis wel of niet afschrijven?

Vroeger was de christelijke verbeelding maatstaf voor een goed gelovige, maar wat doen we er vandaag de dag mee? De verbeelding regeert, ook als de verbeelding verzonnen is regeert het ook, als er maar voldoende aanhangers zijn. Wat heeft de christelijke verbeelding in huis opdat we ermee door zullen gaan? Eeuwen lang heeft het christendom onze cultuur bepaalt, dat kan je niet zomaar afschaffen daardoor is het te volledig in onze samenleving ingebakken, het gaat niet om waarheden, maar om overgeleverde verbeelding dat werkt, en wat we kunnen doen is gaan aftasten wat we er nog mee kunnen. Hetzelfde anders zien of er anders mee omgaan.

Verbeelding spreekt aan.

Verbeelding brengt iets op gang, het kan een vermogen zijn dat iets doet begrijpen.

a.       Verbeelding als activiteit; als werkwoord, het brengt ons op gang, onze fantasie brengt ons voorstellingsvermogen in beweging.

b.       Verbeelding als vermogen om hetzelfde anders te zien, niet alleen je eigen kleine wereldje, maar de hele wereld, het kosmische eraan.

c.       Verbeelding is betekenisgeving en dat werkt via het gebruik van taal, verbeelding is “Kijk op” en gebruik maken van taal, het gebruik maken van het “woord” is dan naar buiten gebrachte verbeelding. 

Alle taal is onder woorden gebrachte “kijk op” verbeelding. Dan is ook de taal in staat tot de verbeelding te spreken. Zoals een dichter dat doet, hij ziet een steen en maakt een gedicht, over steen, zoals hij de steen ziet, en brengt een nieuwe betekenis van steen tot leven. En wij lezen dat of horen het voorgedragen, en dat ontroert, maakt bedroefd of ontzet, bemoedigt of maakt vrolijk. En dat is betekenisgeving, net zoals de kerk dat doet.

Beeldvorming, weergave van een persoonlijke waarneming.

Het is dagelijkse praktijk, niet alleen door dichters of filmmakers, maar ook door kranten, radio en televisie. Iedereen ziet het wezenlijke anders, het blijft een kwestie van zien.

Wat je denkt.

Gebruik maken van verbeelding is ook gebruik maken van macht, als je verbeelding over kan brengen op de massa, kan je hen in beweging krijgen.

Keuze vrijheid.

Om tot onze dagelijkse beeldvorming te komen kunnen we kiezen uit vele informatie bronnen, dat heet democratie. Dat mag soms wel verwarring geven maar het is wel een vorm van in volle vrijheid kunnen kiezen over wat is waar.

Wetenschappelijke visies.

Door de eeuwen heen is wetenschappelijke controle op de dagelijkse beeldvorming toegepast. Opheffing en uitverkoop was daarop het resultaat. Beeldvorming van overgeleverde waarheden worden getoetst en gecorrigeerd, ook door het medisch kennen en kunnen.

Beeldvorming opgedaan door de komst van Jezus Christus.

Wie Hij was is niet meer precies te achterhalen, Hij is bedolven onder beeldvorming van zijn volgelingen en vereerders. Jezus, heeft bestaan, verder moeten we leven met wat er is overgeleverd in de tijd, en moeten we verder met verbeelding.

Alles is verbeelding, ook God.

Of we de naam van God nou wel of niet uitspreken. Het mag niet van het oude testament; God is niet meer te redden uit de mythische zee waarin hij dreigt te verdrinken. Alles is verbeelding ook God. Een wezen, of een macht dat uit verbeelding bestaat is vogelvrij, iedereen maakt het er het zijne van.

Omdat God vogelvrijs is bestaat er iets als roddel/gepraat (gossip) over God, de christelijke God kan overal voor gebruikt worden, en jan en alleman heeft wel een appeltje met hem te schillen. De een ziet Hem als vrouw, de ander als een aardse Vader, Hij is inwisselbaar voor ieders goeddunken die iets met God heeft, buiten de officiële leer van de kerk, voor alle duidelijkheid. In het vlak van communicatie heet dat ‘ruis‘ niks aan de hand dus en gewoon doorgaan.

Een klankkast die tot leven komt.

Als die religieuze verbeelding onze dagelijkse beeldvorming bepaald, de les leest, dan wordt het tijd na te denken hoe die verbeelding de dagelijkse realiteit beïnvloed. Dat wat tot je verbeelding spreek daardoor kan je, je aangesproken voelen. De beelden van de verbeelding kunnen aanslaan op het grondvlak van ons bestaan van ons ervaringsvermogen, en dat die klank weerklank oproept dan is dat de verbeelding tot klinken brengen. Een wereld ging voor mij open wordt wel eens gezegd, als mensen geraakt worden tot emoties toe, of als dat er een passionele verhouding ontstaat, dan kunnen mensen aangesproken worden of anderen aanspreken.

Het doorgeven van inzichten.

We naderen het punt waar de vraag opdoemt wie of wat dat wezen is dat door “kijk op” in beeld verschijnt. Spreken tot de verbeelding heet het, en niet tot het verstand, verbeelding kan echter niet zonder verstand. Verstand en verbeelding horen bij elkaar, het een kan niet zonder het ander, en verstand is rationalisatie, onze behoefte aan helderheid en logica. Niettemin, verstand zonder verbeelding is verstand zonder taal, zonder ‘kijk op’ zonder dat, kan je verbeelding/beeldvorming niet plaatsen.

Verstand (rationaliteit) hebben we nodig voor de verantwoording om de dingen een plaats te kunnen geven. Dus beeldvorming zonder verstand maakt ons als een paard dat geblinddoekt is, we komen nergens of we verzanden ergens. Verstand geeft ons de zeggingskracht, is een dominante macht, die voor toetsing en controle verantwoordelijk is.

Loop niet weg uit het verhaal!

Als de christelijke religieuze traditie dan van verbeelding is, en het ons dankzij dat toch aanspreekt, en we er iets mee kunnen en het als verbeelding werkt dan hoeft niets ons tegen te houden om er mee door te gaan. Maar dan wel als een goed in elkaar zittend verhaal, één geheel, een gigantisch mooi verhaal. Sommige mensen zien delen als verhaal, en sommige onderdelen als echt of waar gebeurt. Daar valt niet over te strijden het waarheidsgehalte is moeilijk te definiëren, en als God de wereld niet in zeven dagen heeft geschapen dan is dat jammer dan, maar het verhaal blijft prachtig. Het is dan ook zaak er zorgvuldig mee om te gaan, behoudende gelovige christenen hebben zo hun recht er in te blijven geloven.

Anders lezen, een andere kijk op.

We weten nu dat het een verhaal van verbeelding is, en misschien is het verloren energie om te blijven zoeken naar de sporen van de overgeleverde gebeurtenissen. Niet echt gebeurd en toch waar? De mythe van het verhaal is echt, het probleem is dat we allang niet meer in het verhaal leven. We leven in een wereld die door natuurkrachten bij elkaar gehouden word, of juist afbreekt, en wat wij als mensheid van maken. Terugkeren naar zoals het vroeger was kan niet meer, ook al willen kerkelijke leiders dat nog zo graag.

We horen God niet echt spreken.

Als we het verhaal lezen dan klopt het niet met de werkelijkheid, we horen God niet spreken, in tijden van grote en kleine rampen helpt Hij ons niet. Waar blijft God roepen we dan en of we nou hard of zacht smeken of bidden we krijgen geen antwoord. Ja mensen krijgen wel ingevingen of boodschappers zijn actief, maar niemand weet of het echt van God komt.

Wat doen we met het oude verhaal?

Kiezen of delen lijkt het wel; of we houden ons bij het verhaal, of we laten ons sturen door de wetenschap en natuurlijke organismen. Maar als we het laatste doen wat hebben we dan nog aan het verhaal. De theologen kunnen er nog wel wat mee, zij spreken dan over een bovennatuurlijke werkelijkheid, maar of ons verstand daarmee uit de voeten kan is nog maar de vraag.

En als je de wereld binnen het verhaal brengt of niet “God zwijgt”.

De christelijke overlevering blijven gebruiken, inclusief de Bijbel.

Niet van het verhaal weglopen, en de christelijke overlevering lezen als een eenheid, inclusief de wereld, en onszelf. Voorwaarde is dat we het verhaal, verhaal laten, en de onfeilbare waarheid achter ons laten. Het is begrijpelijk dat we het verhaal niet zomaar los kunnen laten, we zijn er teveel meer vergroeid, en het is begrijpelijk dat er bij mensen de angst bestaat dat er niets meer van overblijft, denk aan de religieuzen die hun leven hebben opgeofferd ten dienste van God. Niet waar gebeurd, en toch waar? [Geloven in God en toch weten dat Hij niet bestaat!] [94] Wat is waar, de religieuze mythe ontsluit de ongeziene werkelijkheid, ze geeft ons een soort informatie waar onze verre voorouders mee hebben kunnen leven. En waar veel religieuze gevolgtrekkingen uit zijn voorgekomen, en dat mensen hielp uit het dal van onwetendheid te komen. Maar helaas het verhaal openbaart geen verborgen waarheden, maar toont de werkelijkheid hoe onze voorouders werd beleefd, door verbeelding uiteraard. Niet echt gebeurd, en toch,  je kan er veel mee, het roept weerklank op en saamhorigheid.

Geloofstraditie verplicht je er in te geloven.

Dat wat tot de verbeelding spreekt, daar kunnen veel mensen iets mee, anderen helemaal niet, dat is jammer hoe los je dat op?

Hoe en waar hoort iemand God spreken, in de Bijbel, ja maar niet woordelijk, God spreekt wanneer en waar Hij wil. God kan niet tot spreken gedwongen worden. Het is aan God zelf om te spreken wanneer Hij wil. Hij spreekt wanneer het Hem behaagt. Karl Barth zegt het op een sympathieke manier, maar er ontstaat toch een soort tweespalt, afstappen van al die analytische geloofsopvattingen, geloven heeft daar niets mee te maken. De sprekende God heb je niet uit een boek of verkondiging, of geloofsleer. God spreekt tot je en je hoort Hem of je hoort Hem niet. Het woord heeft wel drie gestalten; God zelf, de Bijbel en christelijke verkondiging [vieringen en preken].

Verbeelding spreekt je aan of het zegt je niets. [95] Aldus Kuitert, zo werkt ook de geloofstraditie, het voor waar houden is een plicht, binnen de geloofstraditie en al helemaal voor religieuzen, geen overtuiging dus. Verbeelding heeft niets verplichtends, ze doet wat met je of niet. Verbeelding voor waarheid houden geeft problemen, het wordt dan iets van verplichtends en twijfels mogen niet uitgesproken worden.

God kan niet tot spreken gedwongen worden.

(bevindelijk = spreken over dat wat voortkomt uit eigen ervaring) God spreekt waar en wanneer Hij wil, in het Latijn; Ubi et quando visum est deo. Het probleem dat ontstaat is, dat je een stel waarheden vooraf voor waar moet houden, hoe weet je anders wie en wat de Heer is? Er ontstaat een tweespalt tussen bevinding, (ervaring) en geloofsleer. Het is onontkoombaar dat je bevinding voor waar gaat houden. Twee keer God, de God van de bevinding (persoonlijk) en de God van de geloofsleer(geloofsoverdracht). De christelijke kerk spreekt van een bevindelijke kerk door de komst van Jezus Christus Hij heeft ons verteld van de ware God en daar hebben de christenen een voorbeeld aan genomen in de vorm van, Hij spreekt het ware woord, het woord van God. Als we van die geloofsvoorstellingen als waarheid afstappen, dan komen we weer bij het gegeven dat de overgeleverde voorstellingen verbeelding zijn, en dan kunnen we weer verder; het spreekt je aan of niet. Het woord dat aanspreekt kan als betoverend zijn,

het is van betekenis, en dat moeten we niet muilkorven door er waarheid van te maken.

Religie psychologisch beschrijven (97).

De psychologie kan ons verklaren waarom geloven zo’n invloed op de mens kan hebben, niet over wat we geloven, maar dat we geloven. Net zoals een teddybeer een kind kan troosten, kan ook Jezus ons troost bieden niet omdat Hij er is, maar omdat Hij er was, voor ons. Of Hij er nou wel echt is geweest of niet, doet er niet zo toe, het gaat erom dat wij het beeld of de boodschap kunnen inzetten wanneer dat wordt gewenst. En dat is de therapeutische rol van religie, en er is niets op tegen om deze rol in de geloofsbeweging te trekken. Het lijkt Kuitert een verademing dit zo ook toe te passen, religieuze waarheden zijn geen eeuwige waarheden (deze zijn veranderlijk) en ze kunnen dienen als tijdelijke waarheid om bijvoorbeeld het hoofd boven water te houden en bij alle mogelijke momenten van mens ‘zijn’ die voor te stellen zijn. Het is een gegeven dat mensen het boek Bijbel kunnen gebruiken of inzetbaar is, voor momenten om met zich zelf of anderen in het reine te komen of op weg helpen naar een harmonischer bestaan, of beter te begrijpen wat er met de mensheid aan de hand is.

Het verdwijnen van geloof en bijgeloof.

Als het uiteindelijk zo werkt dat het de verbeelding is dat aanspreekt, dan verdwijnt het scherpe onderscheidt van geloof en bijgeloof (het ketterse), verdwijnt de strenge invloed tussen de goedgeleerde geloofsverbeelding van de christelijke erfenis, en dat van andere geloofsverbeeldingen, en van de enkeling of groep. De christelijke kerk heeft er altijd voor gewaakt dat de oorspronkelijkheid van de geloofsschat niet werd aangetast, en heeft dat altijd streng gehandhaafd, en dat is ook terecht, de ene erfenis kan niet ingeruild worden door een andere erfenis, en dat is ook juist bepaalde voorstellingen dienen onaangetast te blijven, tegen voorstellingen van eigen makelij.

Het werkt allemaal omdat het verbeelding is. Het handhaven van dat wat verbeelding is, kan ook kwade voorstellingen in de geest tevoorschijn roepen, maar dat is weer een thema apart.

Leerstellingen;

1.  leerstellig = dogmatisch overtuigend of neurotisch

2.  leerstelling = grondbeginsel of oorspronkelijk

     voorstelling

3.  leerstelsel = systeem van voorstellingen op

     wetenschap gegrondvest

 

Voor wie graag bij het oude blijft.

“Jezus redt niet, als je van ‘Jezus redt’ een leerstellig gegeven maakt. Leerstellige waarheden redden niet, leerstellige waarheid doet niets. Jezus ‘red’ als je aan Hem als een “voorstelling” denkt, bijv. als de Goede Herder, zo letterlijk mogelijk. Niet het dogma van de kerk redt. Als het dogma een ‘voorstelling’ wordt doet het wel zijn werk, kan een mens geholpen worden of op de goede weg gezet”

Leerstellige orthodoxie.

Moeten de mensen die vasthouden aan de overgeleverde voorstellingen, ook al zijn ze van huis uit verbeelding, de les gelezen worden? Zeer zeker niet. Weliswaar ziet Kuitert deze manier als geloven niet als vruchtbaar, als het voor die mensen vreugde, troost en zekerheid biedt is het oké.

Het probleem ligt wel daar, de mensen die vasthouden aan het waarheidsgehalte, laten de anderen niet met rust, en worden opdringerig, en spreken over je dolende ziel en dat je, je door verkeerde invloeden laat leiden. Dan komen er momenten dat mensen die wel in de voorstellingen en verbeelding (maar niet als waarheid aannemen) uit de voeten kunnen, maar zelfstandig en volwassen twijfelen aan het waarheids gehalte, en klem komen te zitten,

tussen overtuigd gelovig zijn, en toch het onfeilbaarheids gehalte moeten afwijzen, of tenminste ter discussie stellen.

Anthoon Budel

Dieren

2006

KRITISCH

KATHOLISCH

RELIGIEUS