vorige pagina

Eerste en tweede taal

Over de verhouding tussen term en woord schrijft Huub Oosterhuis: 'Er zijn twee talen in de taal, twee manieren van spreken, twee niveaus van taalgebruik. Er is een taal van klare waarheden, begrippen en formules. De taal van de heldere logica, de objectieve informatie, de exacte wetenschap. Er staat wat er staat, zo precies en eenduidig mogelijk. .. Een taal van termen. Taal van abstraheren en reduceren. . . Het is goed dat deze taal er is, onze wereld kan niet zonder, en iedereen verstaat en spreekt die taal wel een beetje.

Maar nooit als hij zijn hart wil luchten, en zeggen wil wat in hem is, verborgen en bijna onnoembaar. Als het gaat over liefde en dood en God en Mens, is die eerste taal, die manier van spreken, niet alleen ontoereikend, maar ook gevaarlijk.

Er is een tweede taal... weerlozer en bescheidener dan de eerste. De taal van wat eigenlijk niet te zeggen is . . . Geen code van begrippen, geen getallenstelsel, maar een taal van beelden, van gelijkenissen. Een woord is een zaak, de graankorrel is een mens. De adem van God zweefde over het water in den beginne... Mensen zijn licht en steen, bitterzoet..." Sommigen spreken in verband met de tweede taal over het belang van de oerwoorden. Daaronder verstaan zij dan de meest grondige woorden, de sleutelwoorden van de taal. Heidegger noemt als zodanig: stervelingen, wereld, goden, aarde, hemel, toespreken, bouwen, wonen, beuk, zee, reiger, boek, beeld, kroon, kruis. Rahner noemt woorden als bloed, nacht, ster, dag, jongen, rook, woord, kus, bliksem, adem, stilte.

De taal van het woord nu, de tweede taal is de taal van prediking en liturgie; het is de taal van de mythe. In deze taal worden niet de historisch controleerbare feiten van ons bestaan beschreven, maar wordt de verborgen zin of de gevreesde onzin ervan uitgezegd.

Laat ons bidden tot God, de vader van alle mensen. Voor de christenen van het bisdom Rome die het graf van Petrus en Paulus in hun midden hebben; dat ze een kerk vormen waar inspiratie van uitgaat naar de kerken elders ter wereld Voor de kerken van de Reformatie, onze protestante medechristenen. die zo gehecht zijn . aan de leer van Paulus; dat ze een levend teken mogen zijn van geloof en liefde. Voor onze eigen geloofsgemeenschap, de mensen met wie we hier ter plaatse de kerk vormen; dat we niemand uitstoten of verketteren, dat we samen zoeken naar een goede geloofsbeleving in deze tijd God, die den heiligen bis-schop Willibrordus hebt willen bestemmen om uw heerlijkheid aan de heidenen te verkondigen, opdat zij ten volle als kinderen Gods zou- den worden aangenomen; geef, vragen wij, dat wij door zijn voorspraak standvastig uw wil volbrengen. opdat in onze dagen het volk dat U d!ent, moge groeien in verdienste  en aantal Door Christus onzen Heer.

Hierheen, Adem, steek mij aan, stuur mij uit jouw verste verte golven licht.

Welkom armeluisvader welkom opperschenker welkom harten jager. Beste tranendroger lieve zielsbewoner mijn vriend mijn schaduw. Even rusten voor tobbers en zwoegers, voor  krampachtigen een verademing, ben je. Onmogelijk mooi licht, overstroom de afgrond van mijn hart, jou zo vertrouwd.

God ben jij, zonder jou is alles nacht en ontij, wreedheid, schuld, maar jij maakt schoon. Verflenst mijn bloem - geel water zall mijn wonden.

Stijl sta ik, toegang verboden, ijzig - ontdooi mij, koester mij. Vreemd ga ik, zoek mij. Ik zeg ja jij, doe nee. Vergeld mijn twijfel met vriendschap zeven maal duizend maal. Niets ben ik zonder jou. Dood wil ik naar jou toe. Dan zal ik buigen. Eigenlijk geloof ik niets en twijfel ik aan alles zelfs aan U maar soms wanneer ik denk dat Gij waarachtig leeft dan denk ik dat Gij liefde zijt en eenzaam en dat in zelfde wanhoop Gij mij zoals ik U zoekt

Gebed van een voorganger; Hemelse Vader. geef . dat ik mijn mond pas open', na zelf geluisterd te hebben naar uw woord, dat ik zelf als eerste voet zet op de wegen die ik anderen mag wijzen,
dat ik niemand lasten op de schouders leg die ik zelf niet wil dragen,
dat ik nooit uw woorden ontkracht
of met mijn eigen stem vervals.
en dat ik, wanneer ik anderen voorga,
U niet voor de voeten loop.
-want we hebben allen maar één Vader
en dat bent U.
we hebben maar één leraar
en dat is Jezus Christus.
Amen.

1. God groet u. zuiv're bloeme,

Maria, maged fijn.
Gedoog dat Ik u roeme:
lof moet u altijd zijn,
als gij niet waart geboren,  0 reine Maged vrij.

Wij waren allen verloren;
aan u beveel Ik mijl

 

2. Maria, lelie reine,
gij zijt mijn toeverlaat, Zoals een klaar fonteine, die nimmer stille staat,
Zo geeft gij ons genade
en staat uw dienaars bij: Och, sta mij toch te stade; aan u beveel Ik mijl
3. 0 roosken zonder doren,
0 violette zoet.
0 bloemken blauw In 't koren, weest mij, uw kinde, goed!
Vol liefde en gestadig.
ootmoedig zo zijt gij:
Och, weest mij toch genadig;
aan u beveel Ik mijl

De eerste Russische ruimtevaarder deed na zijn terugkomst de uitspraak dat hij in het heelal geen God gevonden had. Natuurlijk was het waar wat hij zij. Want hij steeg niet op om God te zoeken en op het vlak waarop hij zich bewoog, was God er inderdaad niet. Hij was er wel op een ander niveau. En daarom kon Loven in zijn ruimtecabine "het verhaal lezen van Genesis I: hij beleefde in de ruimte God, die het heelal geschapen heeft Hij vergat een moment zijn formules en instrumenten en beschouwde de wereld als dichter, en niet als onderzoeker. Een mens heeft meerdere kenorganen. De ken-functie van de gelovigen, van het kind en van de dichter komen in elk geval hierin overeen, dat zij niet de neutrale feiten als enige werkelijkheid zien, maar aan de wereld ándere vragen stellen. En ook die vragen gaan uit naar werkelijkheid.

DE OMGANG MET POEZIE door Maaike Meyer

We kunnen het gedicht zien als een plaats, een ruimte, half gevuld met de dingen waarover het gedicht spreekt, en half leeg. Een schaars gemeubileerd vertrek, waarbij de lezer de meubels talrijke opstellingen kan geven. Het gedicht is een van de plekken die in onze cultuur zijn afgesproken om te mediteren over het mensenleven, over de verborgen mogelijkheden van taal, over dubbelzinnigheid en meerduidigheid. Het.
is een plaats om ons te onttrekken aan de dagelijkse, voortdenderende slappe omgangstaal. Wij buigen ons in stilte over een klein, eindig stukje tekst, dat, omringd door wit, alle aandacht naar zich toetrekt. De omgang met poëzie heeft iets ritueels en iets religieus.
UIt: 'De lust tot lezen', Sara, Amsterdam 1!l88

Huub Oosterhuis schrijft in zijn boekje 'In het voorbijgaan':
Er zijn twee talen in de taal, twee manieren van spreken,
twee niveau's van taalgebruik. Er is een taal van klare waarheden, begrippen en formules. onze taal van de heldere logica, de objectieve informatie, de exacte wetenschap.
Er staat wat er staat, zo precies en "eenduidig mogelijk
Een taal van termen.
Het is goed dat deze taal er is, onze wereld kan niet zonder, en iedereen verstaat en spreekt die taal wel een beetje. -
Maar nooit als hij zijn hart wil luchten, en zeggen wil
wat in hem is, verborgen en bijna onnoembaar. Als het gaat over liefde en dood, God en mens, dan is die eerste taal, die manier van spreken, niet alleen ontoereikend, maar ook gevaarlijk. . .
Er is een tweede taal...weerlozer en bescheidener dan de eerste.

De taal van wat eigenlijk niet te zeggen is...
Geen code van begrippen, geen getallen stelsel , maar een taal van beelden, van gelijkenissen.