vorige pagina

        

 

Lofzang 31

Een lofzang op de liefde …

Voor de leider met Geloofsovertuiging …

 

1.    O, Universele Liefdes Werkelijkheid, bij jou kom ik schuilen en kom ik tot rust, hoef me niet te schamen voor mijn tekortkomingen. En leg mijn oor en oog te luisteren naar de klank en kleur van jouw levenslied, UnliW, een naam een begrip dat de wereld omspant.

 

2.    De echtheid van jouw lied is voor mij als een burcht die veilige vesting biedt, voor mijn gevoelens van tederheid kwetsbaarheid en intimiteit. Door de ‘werking’ van jouw naam is er in mij de zekerheid van het voortbestaan.

 

3.    Ik zendt ‘mijn’ geest naar jouw wezenlijke aanwezigheid uit, dat zichtbaar als een grootschaligheid in al het leven op aarde aanwezig is. Jij, bent onze redding. Mijn vertrouwen in jouw aanwezigheid in mij, in de ander en de anderen, zet mij in beweging en jij zet ook onze wereld in beweging ten ‘goede’ uit.

 

4.    Ik spreek mijn ongenoegen uit over hen die jou, met hun voeten en hun lelijkheid schenden, omdat zij gevangen zitten in onbegrip. Velen begrijpen niet dat ‘jij’ het bent die mensen ‘samenbind’ in liefdesrealiteit, in mededogen en in medemenselijkheid.

 

5.    Mijn vertrouwen in ‘jouw’ redzaamheid, jouw leidende werkzaamheid, jouw levenswijsheid, jouw tastbaarheid, jouw wezens/werkelijkheid, maken mij kwetsbaar en tevens onvergankelijk in de liefdeskunst. Omdat jij het bent die altijd aanwezig is gebleven in de evolutionaire werkelijkheid van ons bestaan.

 

6.    Universele Liefdes Werkelijkheid jij steunt mij, jij voedt mij, geeft mij raad te handelen in momenten van radeloosheid, momenten dat je niet meer weet of je stappen vooruit doet of achteruit. Mijn liefdesvermogen raakt soms in verwarring om het leed dat ikzelf veroorzaak en om het leed dat anderen veroorzaken.

 

7.    Boze teleurgestelde lieden verachten mij, zij wijzen mij na en zouden het liefst willen dat ik van de aardbodem verdween. Maar nee mijn vertrouwen in jou kent geen grenzen, jouw aanwezigheid in ‘liefdeswerkelijkheid’ is groot in de wereld waarin wij leven. Evenzo groot is mijn verlangen dat het ‘liefdesvermogen’ in mij en in vele anderen, als een lichtend vuur brandende moge blijven.

 

8.    Jouw stralend vermogen licht ons op, komt ons tegemoet vanuit zóveel ervaarbare werkelijkheid, met zóveel nieuwe kansen voor ontmoeting en contacten. Dat ik mij voortdurend verwonder over het gegeven, dat er zovelen zijn die ‘jouw’ liefdesvermogen niet eigen maken, niet toepasbaar in het levenspatroon van hun bestaan.

 

9.    Heb de liefde lief, deze lofzang op de liefde is aan jou lezer of toehoorder van mijn verzen, een uitnodiging om mee te blijven doen, te blijven ‘geloven’ dat “Universele Liefdeswerkelijkheid” werkelijk aanwezig is in ons en met ons, voor ons, als een ‘daadwerkelijke’ energie tot aan het einde toe.

 

Anthoon Lucas