vorige pag       

 

Leermoment 1.

 “OVER LIEFDE”

Dat in all het leven aanwezig is.

(1) Over de liefde die in ‘ALL’ het leven aanwezig is. Die bron van alle vormen van liefde is, en de ‘drive’ is van het leven op aarde, dat haar schoonheid en ontwikkelingsdrang heeft gegeven.

Daar gaat het over in dit verhaal.

(2) Ontstaan en groei van leven, moet vanuit een ‘enorme wil tot leven’ op aarde zijn opgestart. En naast de veelsoortigheid van de soorten is vooral de schoonheid, de veelzijdigheid, en de veelkleurigheid ervan, van een adembenemende pracht, dat mensen tot ontzag en eerbiediging dwingt. En door de vele te onderscheiden vormen in de ontwikkelingsfasen en de stromen van energetische voortstuwing, is het juist de ‘liefdesenergie’ die opvalt door haar veelvuldige verscheidenheid in gedrevenheid. Enkel en alleen al door haar oorspronkelijkheid vanuit de bron der bronnen. Maar meer dan dat nog, is het, een ‘groeiend en bindend’ vermogen geweest in vormenpracht, dat zowel ‘gevend’ als ‘ontvangend’ kon en kan zijn, door haar contactuele vaardigheid. Dat is ‘evolutionaire dadendrang’ die nog steeds aanwezig is in mensen.

(3) Ooit is het denken in de mensensoort begonnen, waarbij hij zijn vermogens, te zien, voelen, proeven, tasten en te ervaren heeft ontwikkeld, evenals reflectie, vooruitzien en terugkijken. Dit alles ver boven de andere levensvormen uit. Dat hij kon verklaren hoe schoonheid ontstond in de geschapenheid der dingen van de schepping. Door onderzoek kon en kan hij verklaren over wat hij zag, zoals de 1000voudige soorten, waar hij, de mens, zich van bewust werd. En allicht is er op een geven moment iets van een ‘godsbesef’ ontstaan, dat de mens richting moest geven in zijn vraag hoe hij was ontstaan, en hoe het verder zou gaan.

(4) Het is voorstelbaar dat tijdens de voortgang en de ontwikkeling in miljoenen jaren van evolutieprocessen, bij de mens, ontzag en vrees ontstond, voor zaken die ze niet begrijpen konden en dat het ontstaan van leven onnoembaar en ontzagwekkend was. Dat die ontzagwekkende processen toch ook zichtbaar waren, zich uitte in de schoonheid van de natuur, de pracht en praal die zich voor hun ogen ontvouwde in veelsoortigheid. De belangrijkste fysieke kenmerken daarin waren de groei en de bloei die de zon, het water, de lucht en de zee, in de aarde voortbrachten. Met zoveel voortdurende energie, waar maar één woord aan verbonden kon worden ‘levenskracht’. Dat altijd en eeuwig toepasselijk zou zijn. De levenskracht die een bloem doet groeien en openbloeien, dat dieren en mensen doet vermeerderen, vanuit een fysieke en emotionele voortplanting en dadendrang. De mens is gaan ontdekken, dat ‘die enorme wilskracht’, een ‘onnoemelijke grootheid’ vertegenwoordigde, dat ‘de mens’ God is gaan noemen.

(5)Ik noem het, ‘Universele Liefdesenergie’. Levensenergie en Liefdesenergie samen noem ik ‘UnLiW&UnLeW’.

En dat betekent: Universele Liefdeswerkelijkheid voortgekomen uit: Universele Levenswerkelijkheid.

(6) “Levensenergie” en ook “liefdesenergie”, is vanuit de kleinste kiem ontstaan, en heeft zich voortgestuwd, tot voortdurende liefdesrealiteit, waarmee wij nu leven. Vanuit levenskrachtige cellen die zich maar bleven vermenigvuldigen, van de meest eencellige wezens tot aan de meest complexe organische wezens, tot aan die van de mens van vandaag. Vanuit levenskrachtige cellen, die zich maar bleven vermenigvuldigen, van dierlijke organische wezens, tot aan de complexe huidige mensensoort.

(7) De enige soort waaruit, door hun bijzondere hersencapaciteit, persoonlijke en individuele vormen van liefdesrelatie konden ontstaan. Waar liefdesenergie het meest direct werkzaam is door haar tweeslachtigheid. Die niet ‘onafhankelijk’ is van elkaar, die elkaar nodig blijven hebben om tot groei en bloei te komen.

(8) Ooit kwam er het besef dat er aan die ‘grootheid in veelsoortigheid’, een voorafgaand plan moet zijn geweest. Dat een createur van een kosmische grootheid, er een plan mee had.

(9) TOT ZOVER OVER HET ‘ONTSTAAN’ VAN DE MEEST WAARDEVOLLE ENERGIE IN HET LEVEN OP AARDE.

(10) Tot zover, de oorzakelijke verbondenheid van het ‘liefdeleven’ in menselijk en dierlijk leven op aarde voortgekomen uit de drive, te groeien, te vormen, te hervormen en om te vormen naar een menswaardig leven.

 (11) DIT IS EEN LOFLIED AAN DE LIEFDE, HAAR SCHOONHEID, EN HAAR VELE LEVENSVORMEN …

 Liefdesschoonheid … aanwezig als een stralende onthulling door haar aanwezigheid in en om ons heen.

 Moge die omhulling, die onthulling, als een stralende liefdeswerkelijkheid in mij, in ons, tot een vermogen worden, waardoor wij blijvend zullen stralen in schoonheid tot in eeuwigheid.

 Liefde bezit ‘schoonheid’, met een uitstraling, die te vergelijken valt met de groei en de bloei, van een bloem, de lach van een onschuldig kind, en de berusting van een mens die tevreden zijn leven overziet.

 Door liefdesbronnen opgeladen, zoals de zon, en de liefde ervarende mens, heeft liefde een werkzaam vermogen. Liefde geeft en ontvangt, ontvangt en geeft, vanuit de eeuwige grootheid van ons bestaan, van mens tot mens.

 En zo zien wij dat liefde en schoonheid altijd samengaan in de natuur. Mijn liefde zal samensmelten met jouw liefde, vooral op momenten als wij dit samen bewust beleven, voor kortere of lange tijd afhankelijk van de duur van ons samenkomen. Liefde is altijd in ons aanwezig, zowel bewust als onbewust.

 Dit geldt niet alleen voor jou en mij, niet alleen voor twee personen alleen, maar voor allen, allen die je tegen komt op jouw weg van het leven, dat kriskras loopt door de dagen van het leven heen.

  Alleen de liefde zal ons kunnen redden!

 (12) Alleen het geloof in de liefde, en het geloof in de “Universele Liefde”, zal ons kunnen redden.

!DAAROM IS DIT SCHRIJVEN OOK GERICHT AAN ALLEN!

(13) Aan allen die mee willen doen, mee willen denken, mee willen strijden om rechtvaardigheid, tegen wat slecht is voor mensheid, en wat goed is voor menselijkheid, in de ‘goddelijke’ betekenis die wij aan liefde geven. Dus, laten wij gevers en ontvangers zijn in de liefdeskunst.

(14) Als er mensen zijn die laatdunkend reageren op s ’mensen liefdesverlangen’ dat mensen doet bewegen, laten wij dan laten zien, dat het waar is, als men zegt, oefening baart kunst. Door te blijven oefenen in de liefdeskunst ook al doet zij je soms lijden in liefdessmart. Laten we dan ook de suggestie van Kahlil Gibran ter harte nemen …

Wanneer de liefde wenkt, volgt haar, al zijn haar wegen zwaar en steil. En zo haar vleugelen je omhullen, laat je gaan, al zou het zwaard, verborgen in haar veren, je verwonden. En zo zij tot je spreekt, geloof haar, ook al verstrooit haar stem je dromen, zoals de noordenwind je tuin verkeren doet in dorre woestenij. Want zo de liefde je kroont, zij kruist je ook. En al dient zij tot je groei, zij snoeit je evenzeer.

En zo zij opstijgt tot je hoogte en je teerste takken streelt, die trillen in de zon, zij daalt ook af naar je wortelen en rukt hun houvast aan de aarde los. Als korenschoven gaart zij je bijeen. Zij dorst je tot je naakt bent. Zij want je tot je vrij bent van je kaf. Zij maalt je tot je blank bent. Zij kneedt je tot je buigzaam wordt; en geef je over aan haar heilig vuur. Al deze dingen doet de liefde, opdat je kennen moogt het verborgene van je hart en daardoor worden zult een deel van 's levens hart.

 (15) Want één ding is zeker, als ‘mensheid’ zijn we dan wel ver gevorderd in het evolutionair evolutie proces, in het mens/zijn komen we te kort, zijn we als het ware stil komen te staan, en is er nog een lange weg te gaan, voordat er sprake is van ‘menswording’ zoals we bedoeld zijn.

 “MENSWORDING”

 (16) Toen de tijd was gekomen, dat de mens ontvankelijk kon worden, werd hij bewust van zichzelf en begonnen zij zich af te vragen, waar komen wij vandaan?

 (17) En zij begonnen te beseffen, dat ze niet langer onder het juk van de oude wet, hoefden te leven, zoals ze deden door moord en doodslag. Toen beseften zij dat er overeenkomsten waren tussen het mannelijk en vrouwelijk geslacht. Zij begonnen te ervaren dat er meer was, in de omgang met elkaar, dan vleselijke lusten en het recht van de sterkste. Anders dan naar het vlees, groeiden zij in het besef, dat zij geestelijk aan elkaar verwant waren. Ook al heeft de aanvaarding van de gelijkwaardigheid tussen man en vrouw pas in de 20ste eeuw echt erkenning gekregen.

 Anders dan het zich verlustigen in het vlees, en het verorberen van het bloed van de beesten, werden zij zich ook bewust van de ‘geest’ die inwendig tot hen begon te spreken door ‘overerving’, vanuit voorbij gegane werelden. Over leerprocessen, ervaringen van gerechtigheid, begrip en wijsheid, die zij niet alleen opschreven op kleitabletten, maar meer nog opsloegen in de bewaarkamers van hun geheugen, en tot in de kleinste cellen, atomen en eonen, van hun organisch bestel. De bewaarkamers van het  geheugen, dat door overerving van mens tot mens gaat, van onze vroegste voorouders naar onze kinderen in het heden.

 (18) Vanuit de boven/wereldse soevereine gedachtenvelden, begonnen stemmen in hen te spreken, die enkel door individuen verstaanbaar werden. Vanuit deze ‘bewustzijnservaringen’ begonnen zij te spreken door hun autonome belevingsmomenten, en dat werd hoorbaar en kenbaar in woord en taal voor anderen uitgesproken. Waardoor zij allen deel namen aan een wereldwijd evolutieproces.

 (19) Dit was het begin van menswording, dat ‘hen’ van uit het dierlijke liet opstaan naar menselijkheid. Ooit zijn er in de vroegste ontwikkelingsfasen bewustzijnsmomenten geweest, waardoor mensen bij massa tot een hoger besef en intellect werden gebracht en zo konden zij boven het dierlijke uitstijgen. En zij werden daartoe ook door de schoonheid in het natuurlijke panorama aangezet.

 (20) ‘Groei in het scheppingsproces’, van geboorte af naar groei, en ontwikkeling, volwassen wordend, en afstervend, en weer opnieuw beginnend, van generatie op generatie.

 (21) Toen de mens door haar groei en voortplantingsdrift in veelheid en veelsoortigheid tot rijpheid kwam. En vanuit haar pubertijd naar volwassenheid groeide werd dankzij hun sterkte, en het besef dat zij anders dan de dieren waren, hun dierlijk gedrag veranderd tot een menselijker omgaan met elkaar, groeiden zij boven de dieren uit in menselijkheid, op weg naar rechtvaardigheid en mededogen. Toen mensen mentaal en geestelijk, zoals de Homo Sapiens mens, 100.000 jaar geleden met het denken begonnen. Beseften zij dat ze boven de dieren uitgroeiden, Vanuit hun ‘ontstaan’ en hun oerervaring en instinctief gedrag, onderscheidden zij zich van de dieren, door mentaal, intuïtief en reflectief, te weten te komen wie ze zijn, en waar zij naar toe wilden. Door abstract te denken, en zich in taal en rede uit te drukken, ook over dat wat je niet kunt zien, maar wel kunt uitspreken.

 “DE DENKENDE MENS”

 (22) De mens werd zich bewust, van wat er in het evolutionaire proces voltrokken werd, en men kwam op de gedachte dat er een hogere macht zou bestaan, dan die van het geweld en intellectuele vaardigheid, die de ene mens boven de andere mens plaatste. Toen het intellect en de macht tot overheersen, de overmacht kreeg, die de ene mens boven de andere mens verhief. Begrepen zij dat het recht van de sterkste niet bepalend kon blijven over het goed en het kwaad op aarde, dat zou bepalen, hoe zij met elkaar dienden om te gaan. Zij werden zich bewust van een [geestelijke] ervaringstoestand, die los van alle fysieke-lichamelijke kenmerken aanwezig was en dat deze [geest] invloed uitoefende op hun [wereldse] denken.

Allicht werden zij zich toen ook bewust, dat er buiten de zintuiglijke en fysieke lichamelijke kenmerken ook onderscheidingen in de geest waren.

 (23) Het is heel goed denkbaar dat in het tijdperk van de ontdekkingen via de geest, men een extra dimensie in het oog kreeg van de wonderbaarlijke schoonheid van de natuur dat wat die natuur voortbracht. Van hoe veelzijdig deze was en hoe complex, de veelheid en de soorten, de vissen, de planten en de bomen, de dieren en de mensen, hoe zij groeiden en zich ontwikkelden, volwassen werden, nieuwe ontdekkingen deden, en steeds meer van hun afkomst te weten kwamen. Logisch dat zij begonnen te denken dat die wordende wereld, door een hogere macht ontstaan moest zijn. Wellicht ook dat zij deze hogere macht, ook herkenden in zichzelf. Ook zal mee hebben gespeeld dat zij begrepen dat het handig was, als er een ‘hogere macht’ bestond die boven de ‘partijen’ uitsteeg [het verhaal van God].

 (24) Het is zeer aannemelijk dat, na het besef van de gecompliceerdheid en veelzijdigheid van al het bestaande, er een bewustzijn ontstond; dat het ontstaan en de groei met elkaar in verband bracht. Dat de scheppende energie, die de schoonheid en de natuur in al haar pracht en praal, met al haar veelsoortigheid en haar levende energie duidelijk liet zien, te vergelijken is met de veelzijdigheid en complexiteit van de mens. En dat er buiten de fysieke mens een ‘geestelijke hoedanigheid’ was ontstaan die gelijkelijk boven de individuele mens uitsteeg. Dat ‘toen’ het begrip ‘liefde’, haar klank, kleur en waarde begon te krijgen.  

Het begrip liefde ontstond in latere tijden in alle vrijheid, tussen mens en natuur, tussen mensen en mensen en werd een onaantastbaar begrip, in die zin dat het is wat het is, en niet gemanipuleerd kon worden, overal zichtbaar in de natuur, en ook houdbaar en toepasbaar door de mens. Onafhankelijk van positief of negatief, niet bouwend of afbrekend, maar vooral ‘aanwezig’, groeiend werkzaam door haar constante aanwezigheid, zoals de zon een constante voor de aarde is. Liefdes/energie aanwezig in elk willekeurig organische ontstane eenheid, vanuit een complexe evolutie drang. [zie ware liefde 1 cor. 13:4-13]. 

 (25) “Liefdes energie” als een te vergelijken factor in ‘levensenergie’. Verwarmend, rustgevend, enerverend, harmoniserend, hartverwarmend, verkwikkend en activerend. Hoe dan ook, ‘liefdesenergie’ heeft haar eigen plaats ingenomen in een wereld die de afgelopen 10 tallen millenniums  bol heeft gestaan van dadendrang, expansie in groei en voortvarendheid, door handel en industrialisatie, gebiedsverovering, democratisch beheer, en de strijd om de macht en rechtvaardigheid. Liefdesenergie als een “Universele Liefdes Werkelijkheid”, aanwezig in onze wereld als een energetische kracht die geen grenzen kent. Dat wij in ons dragen en mogen beheren alsof het ons is voorbestemd. ‘Liefdesenergie’ is een kracht die wij in ons dragen, en mogen beheren alsof wij er de eigenaren van zijn. Het is wat wij ziel of liefdesvermogen noemen, een niet te meten vorm van kracht. Die de vele negatieve tendensen in onze samenlevingen kan weerstaan. En ‘die’ energie mogen wij beheren, maar niet frustreren!:

“DAT IS: DATWATGODIS”

 (26) Het is dan ook niet verwonderlijk dat vele mensen zich in vertwijfeling afvroegen, Oh Universele Liefdes Werkelijkheid, waar houdt u zich verborgen? Veel mensen verlangen ernaar, dat zij in en door liefde bedwelmd en geraakt worden. Vaak ervaren zij onder heftige omstandigheden, dat het lijkt of ‘liefde’ hen verlaten heeft. Zij beseffen dan niet,  dat zij nog te leren hebben, velen verkeren in de staat van een beginneling, zij moeten nog leren om te gaan met de ‘kwetsbare’ kanten van liefde. De wereld waarin zij leven wordt vaak door ijdelheid gedomineerd, en onrechtvaardigheid viert daar hoogtij.

Zij beseffen nog niet dat zij iets aan het leven verschuldigd zijn. Mensen dienen rekenschap en verantwoording af te leggen aan de wijze waarop zij leven.

Liefdes/verbondenheid, is ook verweven met kwaliteit, kwantiteit en verantwoordelijkheid in de houding ten opzichte van alles wat leven heet, zoals het leefmilieu om ons heen. “Mensen of mensheid” beseffen nog niet dat zijzelf de veroorzakers kunnen zijn van leed en droefenis ten opzichte van anderen, en de heelheid van het bestaan op aarde. Niet alleen de ‘bozen’ zijn aansprakelijk maar ook de ‘goeden’ kunnen verantwoordelijk zijn, omdat zij dingen nalaten te doen. [blz.277]

 (27) Op de momenten van opgetogenheid in de liefdesontmoetingen is er blijdschap alom. Daar is ook de schoonheid van de natuur en de menselijke betrokkenheid verantwoordelijk voor en willen wij graag dat dit blijvend is. Maar zo gauw wij ons weer met wereldse zaken bezig houden, of met andere afleidende zaken, dan voelen wij het gemis van die heiligende ervaringsmomenten.

 (28) Waarom zijn die genotsmomenten in de liefdeservaring, soms zo van korte duur? En lijkt zij soms zo ver van ons verwijderd?

 ‘Liefde’ kunnen wij niet zien in de ware betekenis van het woord, althans wij kunnen het niet meten, zoals de snelheid van het licht, of als iets dat van het ene punt naar het andere gaat.

 (29) Liefde kunnen wij niet zien, wel ervaren, ontvangen, wel toelaten, wel in al haar wezenlijkheid uitstralen, doorgeven. De scheppende kracht dat het leven op aarde haar drive en inspiratie heeft gegeven zou je goddelijk kunnen noemen. En die drive of inspiratie heeft ook de schoonheid en de daaraan verbonden liefdesenergie veroorzaakt of laten ontstaan tijdens evolutieprocessen, en die zou je ook ‘Universele liefde’ kunnen noemen.

 Diezelfde liefdesenergie, die in wezen vanuit haar oorsprong dezelfde is als levensenergie, maar in de menselijk ervaringsvelden zich van ‘de een naar de ander’ beweegt of er in overgaat, raakt uit balans door de fysieke en zintuiglijke conflicten van de mens.

 DE SCHEPPENDE ENERGIE:

(30) Mensen kunnen ‘geestelijke gewaarwordingen’ ervaren, geestelijke mededelingen ontvangen, waardoor zij op het juiste spoor van de liefdesbeleving worden gezet. Het goddelijke aspect in onze liefdesbeleving, is naar mijn mening, er een van overgave, maar dan wel in de juiste verhouding neergezet. Als mensen ‘hun God’ aanbidden, en Hem afsmeken de wereld te redden, wie of wat aanbidden zij dan? God als Grant Createur of Almachtige alleenheerser kunnen we waarschijnlijk beter maar loslaten.

 Gods grootheid of liever gezegd “De Scheppende Energie” kun je ook zien als de alom aanwezige ‘energieke’ scheppende realiteit van ons bestaan. Het totaal van de denkende mens, als een denkende massa, ‘dat’ is het wat de wereld in werkelijkheid bestuurt, als een scheppende, behoudende en afbrekende energie, aanwezig in onze bestaanswereld. Is zowel behoudend als afbrekend, zowel scheppend en sturend werkzaam, dát maakt dat wij in staat zullen zijn mensheid de goede richting op te sturen.

 De grootheid van de “Universele Liefdes Werkelijkheid”, bestaat namelijk in ‘wezen’, uit de praktijk van het menselijk leven op aarde, uit de ‘matrix’ van miljoenen denkende aanwezige wezens, waaronder wij de mens, wel of niet gelovig, die zowel het goede nastreven als het kwade laten gebeuren. Daarin is de ‘illusie’ van een God die boven het wereldse uit ons bestuurt, ontkracht.

 (31) Mensen bidden en smeken om gerechtigheid, zij verlangen naar rust en veiligheid. Maar vergeten dat ‘ieder’ op zijn of haar plek verantwoordelijk is ten overstaan van het geheel, ieder op eigen niveau van kennis, vaardigheid en kunde (wetenschap). en ieder is voor zijn of haar deel verantwoordelijk voor het welzijn, de welvaart, en vrede in zijn, en dus ook deze wereld.

 (32) Mensen zijn op weg, op zoek naar de verborgen wijsheid in het leven, die ‘in wezen’ niet verborgen hoef te zijn, want het heeft zich in mensen ontwikkeld. Te veel mensen beseffen dat niet en blijven op zoek naar heil en zegen buiten henzelf, terwijl het in henzelf aanwezig is! Hun ziel, dat een onzichtbaar onsterfelijk onafhankelijk deel van de mens is en los van het lichamelijke aanwezig blijft, is als onstoffelijk levensbeginsel sterk verwant aan het geestelijk wel/zijn van de mens.

Waarin houdt het leidend beginsel van “Universele Liefdes

 Werkelijkheid” zich verborgen vragen velen zich af?

 (33) Jan van ‘t Kruis:

Universele liefde kan zich niet verbergen, is altijd aanwezig in het onvervangbare netwerk van het binnenste van de mens, zijn ziel, en de scheppende natuur.  

(34) Wat zoekt gij? Waar zoekt gij? Wat wilt u nog meer? Gij zoekt het buiten u, terwijl het in uw binnenste aanwezig blijkt. Waar gij naar verlangt is in u, is u zo nabij. Ga het niet buiten u zoeken, want dan raakt gij verstrooit en vermoeit, ‘Augustinus’.

 Een ding moet u wel weten, hoewel het ‘in’ u is, is het voor velen verborgen. Het is van belang de plaats te leren kennen waar het zich verborgen houdt.

Bij het zoeken moet gij in het binnenste van uw eigen hart zoeken, maar dan zult gij eerst de akker waar het inwendige van uw ziel aanwezig is moeten omploegen, de ruis verwijderen, opdat het verborgene zich kan ontplooien, zichtbaar worden, in de wereld van de mensen. Wil de ziel haar werk kunnen doen, dan dient ‘ruis’ verwijdert te worden, door die ruis is er werk aan de winkel.

Hoe kan de mens in het hedendaagse leven in het reine komen, om een eenheid te vormen met Universele Liefdes Werkelijkheid?  

(35) De mens dient een nieuw leerproces in te gaan, een leerweg volgen die de ‘wijzen’ ons in het verleden in beginsel al hebben toegedacht. Een leerweg, waarin de mens ‘heden’ niet meer afhankelijk is van de goedheid van een God, zo ver weg. Maar eerder afhankelijk is van zijn eigen ziele-kracht, of bewustwording ervan, een bewustwording van een verbondenheid van zijn ziele-kracht met het ‘Universele Liefdes (levens) Werkelijkheid’. Een gewaarwording dat hen met elkaar kan verbinden.

(36) Hier wordt nog uitgegaan dat de mens in duisternis verkeerd, waar zijn ‘wezenlijke zelf’ verschoont dient te worden van ruis en ongemak. Opdat er inzicht zal komen, dient die mens door drie stadia van beproevingen te gaan”

a.   Afstand nemen van het afhankelijk zijn aan bezit.

b.   Zijn geloofshouding herzien, onafhankelijk raken van dogma’s in de geloofsleer.

c.   Liefdesvermogen beoefenen in de liefdes sfeer.

 Deze beproevingen, zou je ook ‘levensfasen’ kunnen noemen, stadia van onthechting in het leven van alle dag. [blz. 515]

 (37) 1ste stadium; hier wordt de mens aangeraden zich los te maken van materiele hechting, de tijdelijk stoffelijke dingen.

2de stadium;  hier wordt verwacht dat de mens uitsluitend door het geloof in het goede, tot volledige onthechting kan komen. Hier wordt verwacht dat de mens zich door het goede laat leiden.

3de stadium; als de angst voor de leegte is afgenomen, ontstaat er ruimte voor een directe samensmelting tussen Universele liefde, en het ‘liefdesvermogen’ van de mens. Dat verstrekkende gevolgen heeft voor de directe relatie met andere mensen. Het zou mooi zijn als meer mensen dit met elkaar zouden beoefenen.

 (38) Deze drie stadia vinden in een mensenleven plaats. Met gebeurtenissen en ervaringsprocessen van allerhande zaken, zoals samen leven met mens en dier, in het milieu van alle dag, ontmoetingen, contacten, en het verwerken van meningsverschillen, of het streven naar een betere wereld.

 Hoe kunnen we weer in het reine komen met de oorspronkelijk bedoeling van menswording? Door bijvoorbeeld de volgende stadia’s te doorlopen.

 1ste stadium

(39) Het ontberen van allerhande ‘strevingen’ naar wat dan ook … Het stilleggen van strevingen is een ware beproeving, omdat daardoor de smaak van allerlei zaken, dient te worden losgelaten, en dat betekent dat het genieten van het zien, horen, ruiken, en proeven, wordt beperkt. De drive van het genieten en beleven, dient terug gebracht te worden, los van de volle hevigheid van het ongebreidelde, los van de gehechtheid zonder meer.

Waardoor gehechtheid aan de materiële zaken geen belemmering meer hoeft te zijn om ‘liefde-wisseling’ ten volle in wederkerigheid te laten uitmonden, daarbij is echter wel volle aandacht vereist.

 2de stadium

(40) In het 2de stadium kan men keuzes maken, doordat men zich echt ontdoet van overbodige ballast, in verband met een verdiepingsproces. In deze fase van het ‘echte’ loslaten, komt men in een fase terecht, dat wereldse zaken er niet meer zo toe doen, zoals huwelijk, carrière maken of topprestaties leveren. Het is daarbij niet zo dat men zich van een auto of andere moderne hulpmiddelen perse hoeft te ontdoen.

 Of een ander voorbeeld: als een belangrijk attribuut gestolen zou worden, dan zou het voor die mens in deze gesteldheid niets hoeven uit te maken, hem niet onrustig, boos of gefrustreerd doen maken. Gehecht/loos betekent hier, dat er geen rede is voor extra vreugde of verdriet. Met als resultaat meer ruimte voor de wederkerigheid in ‘liefdesenergie’, de mens raakt dan volmaakter in evenwicht, in de zin van niet uit balans, of uit zijn doen raken, bij plotselinge gebeurtenissen.

 3de stadium

(41) Hier raakt de mens door de fysieke leer van het losraken, zie 2de stadium, in ‘ervaringsmomenten’, waardoor ze verder gevorderd raken, en zij geestelijke mededelingen kunnen ontvangen, die hen helpen inzicht te krijgen, in hoe ‘liefdesenergie’ volop verspreid kan worden, in (gemeenschappelijke) ontmoetingen met anderen.

LEVEN IN DUISTERNIS: EN DUISTERNIS IS ONTBERING VAN DE ZINNEN …

(42) Leven in duisternis, is het ontberen van licht, en daardoor kan je bepaalde dingen niet meer onderscheiden. Dan komt het ‘streefvermogen van de ziel’ ook in duisternis te verkeren, en kan doen waartoe zij bedoeld is. En met duisternis wordt leegte bedoeld, dat er geen verlangens meer zijn. [blz.518] Waardoor het ‘zielenheil’ ongestoord de zintuiglijke mens kan beïnvloeden.

(43) Bij de instorting van het ‘leven’ in het lichaam, is de ziel bij geboorte nog een onbeschreven blad. Tijdens de levensloop van de mens, raakt de ziel verbonden met de dingen van de wereld en de zintuiglijke verlangens in het lichaam. Daaruit komt voort het verlangen naar de dingen in de fysieke wereld. Dat brengt ruis en onrust met zich mee, waardoor de ziel in haar werking wordt verstoord. Wordt ingedamd, getemperd.

(44) Een mens kan zich rijk weten aan bezit, en in werkelijkheid zich sober en menslievend gedragen, sober in de zin van dat hij niet afhankelijk met zijn materiele rijkdom is verbonden.

(45) In de mystiek wordt uitgegaan, dat alle strevingen, om te groeien in dėze wereld, zoals bezit, prestatie, voornaamheid, status, positie, dat dankzij de voordelen van deze strevingen, in verband met het volwassen worden, deze ten koste kan gaan van persoonlijk zielenheil. Alle aandacht en energie die wordt besteedt aan vooruitgang en ontwikkeling op aardse wereldse aangelegenheden, gaan echter ten koste van het zielenheil, het zielenheil, van het ‘wezenlijke ware innerlijke zelf’ van de mens. Althans ieder mens moet voor zichzelf uitmaken of hij er aan mee wil doen of niet, daarin zal hij steeds opnieuw keuzes moeten maken. En in welke mate hij wenst dat dit wel of niet ten goede komt aan het algemeen welzijn van mensen.

WIJSBEGEERTE … VERLANGENS BLIJVEN KOESTEREN OF KEUZES MAKEN …

(46) De wijsbegeerte leert ons, dat een en hetzelfde subject geen tegenstrijdige eigenschappen in zich bevatten kan, zoals licht en donkerte elkaar niet kunnen verdragen, zonder dat de een verdwijnt. Of het licht overheerst, of het duister overheerst. Zo kan het zielenleven zich niet comprimeren met wereldse aangelegenheden, d.w.z. of de ziel raakt besmet door de wereldse verlangens van de mens, of de ziel is zo krachtig dat de ziel de mens bevrijdt van zijn zintuiglijke afhankelijkheid. Het kan echter ook voorkomen dat er een soort patstelling ontstaat, de mens blijft gehecht aan zintuiglijke verlangens, ook al zal de heiligende werking van de ziel haar verlangens instralen op de mens en zijn spiritueel bewustzijn. Zolang die eeuwigdurende ‘onrust’ bezit neemt van de betreffende mens, zolang hij geen bewuste keuze maakt, inzake zijn levenswijze, kan er geen totale omvorming plaats vinden.

(47) Genegenheid of gehechtheid aan wereldse zaken, houdt de ziel [het wezenlijke in de mens] verre van zijn meest wezenlijke, actieve spirituele drive of opdracht, die als een constante in hem of haar aanwezig is. De ‘verbondenheid’ tussen de ziel en haar persoonlijk liefdesvermogen, en haar actieve betrokkenheid met “Universele Liefdes Werkelijkheid”, is het doel dat van den beginne af de zin van haar bestaan is. Zij hebben elkaar nooit helemaal losgelaten, de ziel - de mens - de universele liefdes werkelijkheid, ieder heeft een blijvende verbinding met het schepsel, dat geen einde kent zolang het leeft. Hoe groter de gehechtheid van de mens aan wereldse zaken, hoe groter het conflict tussen die mens en zijn ‘wezenlijke zelf’ en dus met zijn gemoedsrust zal zijn. 

(48) Onze ‘liefde’ die een oorzakelijke verbondenheid bezit met de “Universele Liefdes Bron”, is als een ‘liefdesvermogen’ dat altijd betrokken blijft met de zintuiglijkheid van de mens, dus ook met wereldse zaken. En zo kan het zijn dat, de ziel van de mens die oorzakelijk verbonden blijft met de Universele Liefdes Bron enerzijds, anderzijds betrokken blijft bij de strijd van de mens middels ‘zijn’ verslavende levenswijze, zoals de mens die bewust of onbewust blijft voeren.

(49) Liefde schept liefde, maar dat is niet altijd wederkerig. We zijn niet altijd in staat liefde te beantwoorden. Omdat de liefdesenergie van de mens zo gering is in vergelijking met de Universele Liefdes Bron, ofwel Universele Levens Energie, blijven wij afhankelijk en beïnvloedbaar, met betrekking tot het fysieke en zintuiglijke vermogen, dat belangrijk is te beseffen, dat de mens zijn liefdesvermogen altijd kwetsbaar is, de liefdeskracht of vaardigheid kan ingekapseld raken door verkeerde dadendrang en gehechtheid aan wereldse zaken, of competitie drang als wie is de mooiste, de rijkste, de machtigste.

OOIT WAS DE AARDE WOEST EN LEDIG …

(50) Ooit was de aarde woest en leeg, maar toen kwam er het leven, dat wil zeggen; het licht, het water, de aarde, de warmte en de lucht. Deze werden tot een eenheid samengebracht waarin het leven kon ontstaan. En dit heeft niet zonder strijd en competitie kunnen gebeuren. Miljoenen jaren van evolutie, van opbouw en afbraak, van drift en ordening, heeft ‘het leven’ uiteindelijk de mens gevormd zoals we die nu kennen.

(51) Het is zoals het is, en het hoeft ons niet te weerhouden, om te zoeken naar wat ons ‘weerhoud’ elkaar lief te hebben, zonder onderscheid. En dat is ook de bedoeling van dit verhaal, om ook op ‘deze’ wijze, proberen inzicht te verkrijgen in het waarom; dat liefdesrelaties bijvoorbeeld zo weinig stand houden, het waarom dat er kortsluiting ontstaat in hun zielen contacten, en dat zij gedwongen worden elkaar te verlaten.

(52) De gehechtheid aan het ‘wereldse’ van mensen, kunnen hinderpalen worden voor de ontmoeting in wederkerigheid en wisselbaarheid Voor de omvorming en hervorming van gedragscodes van mensen. Zolang de zielen onder invloed staan van de ongebreidelde zucht naar wereldse verlangens en hebzucht, kan zij, ‘de liefde’, niet volledig haar krachtige uitwerking laten gebeuren, die zij wel zou kunnen hebben in volledige onthechting. Die krachtige uitwerking kunnen wij bijvoorbeeld aanschouwen in het pasgeboren kind, de schoonheid van schepsels als de mens, in de natuur om ons heen, de bloemen, de planten en de dieren in het woud. Daarvan kunnen wij genieten en ons laten voeden door de overgang naar onthechting, en die beleving maakt ons helende mensen.

Zoals de ‘uitstralingen’ aan schoonheid in de natuur om ons heen, van de bloemen en de planten, de vissen en de dieren in het woud, en de schoonheid van de mensen, de uitstraling van een pasgeboren kind. Daar genieten wij van en dat maakt ons gelukkig.

 (53) Sint Jan van t Kruis zegt: Heel de schoonheid van de schepping is lelijkheid, vergeleken met de schoonheid van God. De schepping als het tegenover van God. Maar het kan ook zijn dat het ‘tegenover’ hier betekent, dat de mens nog kan worden, zoals hij/zij bedoeld is door menswording.

 (54) En dat moeten we blijven doen, meer mens worden. Nu we weten van de oneindigheid van het heelal, en de tijdseenheden die er aan verbonden zijn, en de miljoenen lichtjaren in afstand en kosmische ruimten zonder eind. Dan is het slimmer en verstandiger ons te houden aan ‘inzichten’ en ‘ontdekkingen’ van de moderne wereld. En dat we door ‘deze nieuwe kennis’ ons laten richten voor het hierboven gelezen verhaal, en dat we vooral ons laten leiden door;  “Universele Levens Liefdes Energie”.

 (55) Ook wordt er gezegd: Bedrieglijk is de bevalligheid, en broos is de schoonheid. Maar wat is schoonheid? In mijn optie is schoonheid het resultaat van de evolutie in het natuurlijke scheppingsproces. En wat is lelijkheid? Lelijkheid of bedriegen is het resultaat van een tegendraads vormingsproces, dat natuurlijke structuren in verwarring brengt, dat een afbraakproces bevordert, door; narrigheid, dwaasheid, boosheid en negatieve dadendrang.

Ondanks al die tegenwerking door wereldse belangen, en aardse catastrofen, en menselijke belemmeringen, blijft de wezenlijke werkelijkheid van de ziel onaangetast in ons aanwezig.

 In het verleden zijn we door de Bijbelverhalen enigszins op het verkeerde spoor gezet, omdat mensen toen niet konden begrijpen en weten, wat ons door de wetenschap tegenwoordig wordt aangereikt, en steeds weer nieuwe inzichten geeft.

 (56) In de tegenwoordige tijd lijkt het alsof ‘liefde’ het onderspit gaat delven door een teveel aan negativiteit. Liefdesbeleving wordt door ruis en onrust, door misleidende verlangens en energieverslindende objecten ondergesneeuwd, zoals prestige objecten, drang naar grotere welvaart, het kleine niet meer eren. Wat we dienen na te streven is prestatie en potentiebeheersing, minder welvaart voor de welgestelden, minder groei in de prestatie economie, maar economische groei in de breedte, meer welvaart voor de achtergeblevenen, meer groei in ontmoetingsvaardigheden.

 De ziel is de bron van ons liefdesvermogen.

We dienen ‘liefde’ meer ruimte te geven, niet alleen binnen liefdesrelaties, maar meer nog voor elkaar, de ander, hij of zij die we altijd weer zullen blijven ontmoeten.

 DE ONEINDIGE WIJSHEID DAT AL HET LEVEN OMVAT …

 (57) Vergeleken met de oneindige wijsheid dat het leven bevat, dat het totale leven bevat, ontrafelen wij mensen het leven bij stukjes en beetjes, ontvouwt de intentie van het leven zich steeds meer voor ons. In de vaart der volkeren, industriële revolutie, technocratische heerschappijen, communicatie technologieën is het van belang te blijven waken dat de ‘menselijkheid’ van ons bestaan niet ondermijnd wordt door de heersende technocratieën.  

(58) De groeiende industriële werkplaatsen, zouden ondergeschikt moeten zijn aan menselijke ‘omvormingsprocessen’, zij mogen die menselijke omvormingsprocessen niet in de weg staan. En dat doen ze helaas wel.

(59) Het is een illusie te denken dat ‘mensheid’ daarmee [technologieën-wiskunde-scheikunde] in haar groei naar ‘menswording’ geholpen zou kunnen worden, het tegendeel is aan het gebeuren.

Deze natuurkundige wetenschappen zullen ‘wijsheid’ niet kunnen vervangen, en het is dan ook hoogst onverstandig, de oude wijsheid, theologie, filosofie, en boven zintuiglijke waarnemingen; te negeren of naar het rijk der fabelen te dirigeren.

(60) In Romeinen 1:22 staat: Ze beweerden ‘wijzen’ te zijn, maar het waren dwazen, alleen zij die als onwetende kinderen zijn, zich van kennis ontdoen, en liefdevol wandelen in de dienst van de liefde, zullen wijsheid bezitten. En ook in 1. Korinte 3:18 Als iemand onder u wijs meent te zijn, dan moet hij eerst dwaas worden om wijs te kunnen zijn, immers … dwaasheid is wijsheid voor God. [dwaas = niet sturend wel ontvankelijk]

 (61) Daar valt heel wat over af te dingen of wijselijk over te redeneren, maar ik doe het niet, het geeft echter wel te denken. Dat zij zich van kennis moeten ontdoen![blz.522]. Het verlangen liefde te ontvangen en te delen in ‘wereldse’ zin, is mijn inziens van alle tijden. En door Christus ons opgedragen. Het is echter wel zo, dat als een mens in zich een roepstem ervaart om de liefdes/werkvloer te betreden, zoals dit verhaal toe aanzet, dan zal hij zichzelf eerst dienen te bevrijden van de ‘heerschappij’ van ‘wereldse’ uitdagingen. En het is niet eenvoudig, om op deze uitnodiging in te gaan, omdat onze huidige maatschappij ons voortdurend uitnodigt, slaafs mee te blijven doen.

 De wereld van de geneugten en verslaafdheden uitstappen is niet makkelijk. In die deze wereld is er geen ruimte voor zorg, aandacht en ontmoeting en is de mens (dan ook) minder ontvankelijk voor het uitwisselen van liefdes impulsen met een ander. Vrijheid van handelen in een ‘geest’ van openheid, rechtvaardigheid, mededogen en ontvankelijkheid in liefde, en streven naar het goede, dat is het beste wat een mens kan doen.

 (62) Slechts de zonen en dochteren van de ‘vrije geesten’ kunnen de pijn en de kwelling verdragen, door het ‘willen’ loslaten van die welvaart/verslaving daarin.

Vergeleken met de ‘hoogwaardigheid’ van de “Universele Liefdeswerkelijkheid” is de liefde van de mens nog in een fase van; dat het zich aan een vorm van dwingelandij moet proberen te ontworstelen, nog steeds verwant aan de greep van een vroegere ‘wellustigheid’ een afhankelijk zijn aan een soort dierlijke honger, waardoor hij pakt wat er voor het grijpen ligt.

 En zoals Teilhard zo mooi zegt: de liefde van het paar niet meer enkel voor de voortplanting en het vleselijk genot, maar voor elkaar, voor de opwaardering van het mens zijn. Voor de universele bereidheid elkaar te verhogen in welstand, mededogen, en respect in het anders zijn, niet meer voor persoonlijk gewin, maar een doorstart naar voltooiing voor allen.

 (63) Die menselijke ‘drive’, dát is de wording, de groei in sociale rechtvaardigheid, waardoor de ‘vereniging in liefdeskwaliteit’ een samenleving kan doen opbloeien in een gerechtvaardigde poging naar meer menswording, ooit door Christus begonnen. Is in de wereld van vandaag een schrijnend contrast geworden, door de ‘narrig negatieve’ houding en voorstellingen betreffende manieren van doen of denken, van mensen en de media, in de wereld van de 21ste eeuw. Als het over relationele verhoudingen gaat, over agressie en seksuele fantasieën, en maffe gewelddadige voorstellingen. Hierin is vaak een kleinzielig afstompende gewelddadige lijn te ontdekken, die of dat door massa’s mensen wordt aanvaard, of niet afgewezen en daardoor juist in stand gehouden.

 (64) Jan van t Kruis laat ‘Wijsheid’ zeggen:

Oh mensen, tot u roep ik, en mijn woord is voor de zonen en dochters der mensen; Gij allen, die nog leren moeten, pas op voor list en scherpzinnigheid, gij bent nog zo onwetend. Let op: en hoort; want ik wil over grote dingen spreken. In de ‘liefde’ is overvloedige eer, en vermogen boven een status en wereldse macht te vinden. De ‘vrucht’ die gij in ‘haar’ kan vinden, door onvoorwaardelijk in liefde te handelen, is beter dan edelgesteente dat uit de bronnen van de aarde wordt gepuurd. En datgene wat gij door middel van een groeiend liefdesvermogen bijeengaart is het kostbaarste wat een mens maar kan winnen.

 HET STILLEGGEN VAN DE VELE VERLANGENS …

 Het stilleggen van de verlangens naar aards genot, is op dit moment van bezinning nog steeds noodzakelijk.

 (65) Bij ‘liefde’ is er echter ook altijd sprake van een overeenkomst en een van een ongelijkheid, zo moeilijk kan het zijn. De overeenkomst is liefde. De ongelijkheid zit in de Universele Liefdes Werkelijkheid en het liefdesvermogen van de mens. Ik noem Universele Liefdes Werkelijkheid in mijn tekst UnLiW. UnLiW is de energie die puur zuiver en zonder belangen effect heeft op de mens en de wereld. Echter door onze zintuiglijkheid wordt de liefdespuurheid waarmee wij worden geboren, in de loop der jaren als het ware afgeschermd, overwoekerd door zintuiglijke onbalans. Bij menselijke liefdesstromingen in relaties en ontmoetingen, is er in het beginsel ook sprake van pure liefde, maar die raakt afgeschermd door onze zintuiglijkheid en dat veroorzaakt onrust en verwarring. 

 Bij ‘liefde’ is er altijd sprake van gelijkheid en ongelijkheid.

De ‘gelijkheid’ zit er in dat liefdesenergie als pure kracht, door mij UnLiW genoemd, als pure kracht overal in ons kosmisch bestel haar zuivere werkzaamheid bezit en blijft behouden. UnLiW is de Universele Liefdes Energie die zuiver en zonder eigenbelang haar effect op de wereld en de mensen blijft uitoefenen.

De ‘ongelijkheid’ zit er in dat liefdespuurheid bij mensen, niet vanzelfsprekend belangeloos werkzaam blijft. Bij de menselijke liefdesstromingen, is er ook sprake van zuivere liefde in beginsel, maar deze wordt voortdurend gedwarsboomd door de ‘ont/zuiverende’ werking vanuit haar eigen bestel, door zintuiglijke vermogens, die de verwarring en onrust veroorzaken.

 (66) Zolang de denkende en redenerende mens in gebreke blijft. En hiermee wordt bedoeld dat de mens zich niet kan losmaken van zijn verlangens naar genot en aards teveel en zijn onvermogen in vrede en wellevendheid samen te leven. Wil ‘liefde’ in de ware betekenis van het woord, sturing geven aan menselijke handelingen, verlangens en contactvaardigheden die in het verlengde van sociale ontmoeting liggen.

Ons ‘Liefdesvermogen’ kan opgewaardeerd worden, door het volgende te doen: [zie toevoegsel]

(71)

 a.   Afstand nemen van de afhankelijkheid aan bezit.

b.   Jouw geloofshouding herzien.

c.   Je volledig overgeven aan Liefdes Werkelijkheid. [zie 1 Korinthe 13: 4-13]

 (67) Om de afstand tussen ons ‘liefdesvermogen’, en de “Universele Liefdes Werkelijkheid” te verkleinen, dienen we ons van overbodige verlangens te ontdoen.

 (68) De mens dient afstand te nemen van haar onverzadigbare honger naar meer, daar waar in grote getale en ijver in onze maatschappijen aan gewerkt wordt. Waarbij zij tevens blijven verlangen naar rust, tevredenheid en veiligheid. Het één is tegengesteld aan het ander. Als de mens zijn, materialistische doel heeft bereikt is het kwaad al geschied. In al die tijd die men besteed heeft om die doelen te bereiken, is men niet of te weinig vatbaar geweest voor ‘geestelijk liefdesvoedsel’, die door boodschappers en of raadgevers aangereikt worden.

Heeft ‘het geestelijk voedsel’ niet haar werking kunnen doen, in de organische en geestelijke gesteldheid van die mens.

 (69) Het belang van leren luisteren wordt hier onderstreept, en de boodschap is, leer de weerstand overwinnen om te erkennen dat geestelijke raad werkt. Het probleem met ‘mensheid’ is, dat zij niet voldoende naar de boodschappers met geestelijk voedsel hebben geluisterd.

 (70) Al met al reden te meer om in kerkelijke of religieus verband leerstellingen en dogmatische principes los te weken en opnieuw te beginnen met het opruimen van knellende kaders, in plaats van je om te keren naar de ‘Hemel’, je om te keren naar elkaar, de ander de vreemdeling.

 Al met al een rede te meer om in kerkelijk of religieus verband, leerstellingen en dogmatiserende principes los te weken, en opnieuw te beginnen met kaders op te ruimen en je ‘omkeren’ niet naar de hemel, maar meer naar elkaar, de ander en de vreemdeling.

 1ste deel

    (71) Toevoegsel:

 ´DatWatGodIs” … herkennen in ons liefde vermogen ….

Hoe kunnen wij God liefhebben, die niemand ooit gezien heeft? Sommigen zeggen dat ze hem wel gehoord hebben, echter, dat zijn wel verhalen van heel lang geleden. Als God liefde is wat betekent dat dan? Voor mij betekent dat “DatWatGodIs”, ook in ons is, dat ‘liefde’ een wezenlijk bestanddeel is van ons mens/zijn, ja, zelfs van ons bestaan!

 

Het meest zinnige wat wij dan ook kunnen doen is, spreken over ‘dat’ wat het meest wezenlijke van ons bestaan is en dat is spreken over “liefdeswerkelijkheid” en spreken over “Universele Liefdes Werkelijkheid” [UnLiW] en echt waar ‘beiden’ bestaan! “Universele Liefdes Werkelijkheid” is namelijk verweven met de totaliteit van ‘all’ het leven op aarde en speciaal met mensen. Daar ga ik van uit en weet dat dit de meest belangrijke energie is die bestaat in deze wereld, dat het een ‘door ‘groei’ vermeerderende vorm van energie’ kan zijn, of worden in ons.

 

En die ‘groei vermeerderende vorm van energie’ noem ik ‘liefdes vermogen’. ‘Liefdesvermogen’ niet als een dwingende macht, maar als een ‘vermogen’ of werkzame kracht, die door onze persoonlijkheid klank en kleur krijgt in de wereld waarin wij leven. ‘Liefdesvermogen’ dat overdraagbaar is, dat te leren valt, als een zichtbare, voelbare, tastbare werkelijkheid. Een macht of energie die we in ons hebben van onze geboorte af, die we ons mogen toe/eigenen, en dat een ‘vermogen’ kan worden, dat ons volwaardiger mens maakt, contactvaardiger in relatie met de ander.

 

In de betekenis van ‘goed kunnen’ leren we dan omgaan met liefde, met vallen en opstaan uiteraard. Zo zijn er een aantal bekende liefdeskenmerken, of liefdesverhoudingen te noemen, die ons tot hulp kunnen zijn:

Ware Liefde is:

 

Lankmoedig                       Goedertieren

Niet afgunstig                    Niet onbehoorlijk

Niet verwaand                   Niet eerzuchtig

Niet alleen ik                      De ander erkennen

Waarachtig                         Hem of Haar Verdragen

 

Kortom: vanuit liefde, zoals liefde is, leren we liefde kennen en herkennen, zoals bijvoorbeeld in de schoonheid van de natuur, kijk naar een bloem die zich kwetsbaar opent, of naar de kleurenpracht van de vissen in de zee. Liefde is dat ‘wat een mens doet stralen’ dát wat iemand het gevoel geeft, van “ik mag er zijn, ik mag zijn die ik ben”, dat is misschien ook wel wat bedoeld wordt met; God liefhebben als ons ‘zelf’.

 

Dat is: “DatWatGodIs”,  leren kennen in ons “Liefdesvermogen”.

 Het zij gezegd.

Anthoon Lucas Budel

12 oktober 2017

Nijmegen

 

 

Laura Cantelberg is bereid geweest om, met veel enthousiasme, samen met mij door de tekst te gaan wandelen, zodat de boodschap van mijn verhaal helder en begrijpelijk kon worden. Mijn dank Laura …