vorige pag       

Leermoment 2.

“OVER LIEFDE”

En de wilskracht van de wil.

(1)        De mens is niet tevreden met wat hij heeft, hij wil altijd meer, ook al gaat het ten koste wat hem het liefste is [liefde], of ten koste van anderen, soms ook ten koste van miljoenen anderen [milieu].

(2) De mens is veelal ontevreden, ook als het hen goed gaat, als een ander iets nieuws of mooiers heeft wil hij dat ook. Zo vergaat het hem niet in de geest. De geest is ook in alles om hem heen, maar het deert de mens niet. Hij heeft geen luisterend oor voor de geest ‘in’ hem, de mens is te druk met ‘dit of dat’. Hem ontbreekt de tijd, om in alle rust en stilte te zijn, om de ‘geest in hem’ toe te laten in zijn bewustzijn. Ook nemen velen de ‘geest van wijsheid’ die hen als boodschapper raad geeft, niet serieus en doet men af met ach het is maar een droom, of een gedachtespinsel!

(3) Zo ontdoet men zich van zijn meest wezenlijke innerlijke raadgever. Eerlijkheid gebied te vermelden dat er ook foute raadgevers in het spel kunnen zijn en dat betekent dat we altijd op onze Qui/vive moeten blijven, als het om dit soort van raadgevingen gaat. Dat kan ook sterk afhankelijk zijn van de psychische gesteldheid van die mens, die op een moment, als hij niet goed in zijn vel zit, of onder een negatieve invloed van de geweldsbeelden in de media van onze maatschappij staat, en zich gemakkelijk laat beïnvloeden tot iets wat hij/zij in wezen niet wil.

 (4) Wij dienen te beseffen, dat wij kritisch moeten kijken naar dat wat op niet aanvaardbare wijze tot stand komt, wat eigenlijk strafbaar zou moeten zijn. Door er een mening over uit te spreken, en niet alles klakkeloos aan overheden over te laten. De media probeert ons steeds te verlokken, ons mee te laten gaan in, meer, mooier, beter, nieuwer, want economische belangen spelen daar ook een hoofdrol, door de handels economieën.

 In de 21ste eeuw worden wij van vroeg tot laat aangespoord daaraan mee te doen, door het maar aan ons voorbij te laten gaan zonder te beseffen dat wij daardoor debet zijn aan wantoestanden in de wereld. Vele zaken zijn niet zuiver, maar die onzuiverheid wordt verbloemd door de verkeerde massa media aandacht, die het krijgt, opdat we alleen de mooie kanten ervan willen zien, maar ook door de hardnekkigheid van de steeds weer herhalende [geweldsbeelden] beelden. De negatieve invloed (het gewelds en narrig negatieve gehalte) dat het heeft op nationale en internationale gemeenschappen, waar ieder van ons deel van uit maakt, is niet gering [journaal en wereldnieuws]. Wij dienen te beseffen, dat wij kritische moeten kijken naar dat wat op niet aanvaardbare wijze tot stand komt en wij doelbewust moeten gaan beoordelen betreffende het goed en kwaad gehalte.

Dat het gewenst is, daar aan elkaar een mening over uit te spreken, dat zijn we vanuit ons ‘mens zijn’ verplicht, we kunnen niet alles aan overheden overlaten.

 (5) Want we willen toch niet meewerken aan, of toelaten dat, op wat voor wijze ook, er blijvende structurele beschadigingen plaats vinden in het denken van jonge labiele mensen, dat het in hun geest, hun psyché, hun manier van reageren op destructieve tendensen of gebeurtenissen, kwaad bloed zet en zij het verschil tussen goed en kwaad niet meer kunnen zien. De wetenschap verklaart ons heel veel over hoe het in ons werkt, in de fysiologie en onze psyché. De invloed van geest op onze energetische huishouding en andersom. De vele racistische en gewelddadige beelden van interacties, (trillingsfrequenties in ons organisch bestel) beïnvloeden de mens, bij de een meer dan de ander, zonder dat hij of zij er besef van heeft.

 Hoe dit alles werkt en verklaarbaar is op hoe mensen reageren op goede en slechte voorbeelden is een terrein waar het ‘initiatief La Lucas’ zich sterk in wil maken, door aan te tonen dat het gewelddadige in de veelzijdige media negatief op mensen inwerkt. De wetenschap neemt daar meer en meer kennis van, zoals we dat ontdekken kunnen, en kunnen vernemen in de lessen over psycho/materie van Jean E. Charon/Gerrit Teule zie het GAMMA tijdschrift, die ook de inzichten van Teilhard de Chardin in ons denken wil integreren.

 (6) Ook in onze liefdeswerkelijkheid dienen wij rekenschap af te leggen aan elkaar. Wanneer wij anderen lichamelijk of geestelijk treffen of te kort doen. Het is ook nodig rekening te houden met de invloed en de aanwezigheid van onze ‘wil’, die zowel onwillekeurig als krachtig kan zijn, zowel ten goed of ten kwade. De ‘mens’ dient zich dan ook te bekwamen, in het onderscheid maken, in het ontvangen van raadgevingen en waarnemingen in de wereld van zijn bestaan. Het is belangrijk dat de mens initiatieven onderneemt om ‘deze raadgevingen’ met anderen te delen, opdat ieder zich bewust kan worden van de tegenstrijdige bewegingen die we in ons bestaan tegen elkaar uitspelen.

 ONDERSCHEID IN UNIVERSELE LIEFDESWERKELIJKHEID EN LIEFDE …

 (7) ‘Universele liefde’ laat zich niet aantasten door ‘onze’ wanordelijkheden, ‘wel’ kunnen onze ‘liefdesvermogens’ worden aangetast, door onze zintuiglijke activiteiten, in die zin, dat door ons onvermogen om een harmonieus leven te leiden, ‘liefde’ dat oorzakelijk verbonden is met ons zielenleven, dat deze voortdurend in onbalans kan raken door de wijze waarop wij in het leven staan. Onze ziel, ons liefdesvermogen raakt in onbalans door ruis en onrust. Maar ook door onze ‘wilskracht’ die bewust of onbewust ons ‘zelf’ negatief beïnvloedt, door een foute dwangmatigheid. Daardoor kan ons ‘liefdesvermogen’ regelmatig in de knel komen. Dat wil zeggen, dat het een tijdje haar richting kwijt raakt, het spoor bijster is, en ons onzeker maakt in de liefdeskunst. 

 VERLANGENS KWELLEN ONZE ZIEL …

 (8) Onze ‘WIL’ en onze ‘VERLANGENS’, spelen een belangrijke rol in de onderscheiding der dingen die genoemd zijn. Hier gaat het over de nadelen die ==‘verlangens’ in de ziel teweeg kunnen brengen, in de tuin der lusten, het liefde/hof waar mensen naar verlangen, [sommigen zeggen dat de mens dan verlangt terug te keren naar waar het vandaan komt], omdat ze het idee hebben dat het daar paradijselijk was en dat daar alles mogelijk is, aan wat de schepping aan liefdesvaardigheid belooft, of mogelijk heeft gemaakt. Verlangens kwellen echter de mens, omdat deze hem afhoudt te genieten van wat hij heeft, of dat hem toegemeten wordt. In plaats van te verlangen, kunnen we misschien beter aan onze vermogens en liefdestalenten werken, door te oefenen in de liefdeskunst.

 (9) Als de ziel [zielenheil] echter teveel in beslag genomen wordt door de dwangmatigheid van de wil, raakt zij vermoeid en verstrooid, althans zij kan zich niet naar behoren laten gaan, in de wereld van de vergankelijkheid. En daarvoor heeft zij zich wel ontwikkeld door de eeuwen heen, om samen met het leven, door heiliging en genezing haar welzijn te bevorderen, in het organisch bestaan van mensen.   

 (10) Omdat er sprake is van ‘privatieve’ en ‘positieve’ nadelen en verlangens, in het zielenheil van de mens, is het van belang dat de mens zich van vele overbodige verlangens ontdoet.

 (11) Privatieve nadelen; als het privé belang voorop staat, ontstaan er privatieve ‘ongeordende’ streefvermogens op in de mens, die hem afhouden van de heiligende invloeden van het Universele Liefdesvermogen.

Positieve verlangens; daarentegen, zijn haar Geestelijk Streefvermogens, die de mens probeert te zuiveren van zijn gehechtheid aan wereldse gehechtheden.

Het is goed dat de mens zich via de mystiek, een ‘streefvermogen’ ontwikkelt, ten bate van haar zielenheil, dat hem weerhoud zich te hechten aan dingen die er niet toe doen. Want verlangens zijn als bloedzuigers die voortdurend onze krachten opslorpen, en de mens verre houdt van zijn geestelijk vermogens ten bate van ons zielenheil, om samen met anderen, te kiezen voor een algemeen welzijn. Want het gaat hier om de voortgang in ‘menswording’ door de goede eigenschappen van de deugd, laten we dat niet vergeten! [Jan van t Kruis bl.540 Mystieke werken]

 VANDAAR HET BELANG DAT WE OP GAAN NAAR DE BERG DER VOLTOOING.

 (12) Bestijging van de Berg Carmel van Jan van ‘t  Kruis:

Het pad van de bestijging van de berg, ging ik op, zij; ‘het geloof’, helpt mij me te bevrijden van de macht van het verlangen dat mij in bezit had genomen.

In een nacht ‘aardedonker’.

In ‘t donker en geheel veilig, ging ik, langs de geheime trap, en ongezien ook, want alles in mijn huis lag reeds te slapen.

In ’t geheim, zodat niemand het zien kon, ging ik, er was geen ander ‘leidslicht’ dan mijn binnenst eigen. Dat was het wat mij leidde, het zonlicht in de late middag, daarheen wil ik gaan, waar de anderen nog niet kunnen komen.

De ‘anderen’ zijn ingeslapen, ik weet niet voor hoe lang, de koelte die mij door de haren strijkt, stelde al mijn zinnen buiten werking.

Mij/zelve, liet ik voor wat het is, ik laat mij gaan zonder zorgen, op weg naar mijn Beminde, [de Beheerder van de ware zin van het leven].

 (13) Wat met geen oog is gezien, geen oor heeft gehoord, en geen mens heeft kunnen verklaren, is de genadevolle gave van de liefde, die geslachtsloos en verstandsloos, geen grenzen kent.

 OP WEG GEGAAN NAAR VOLTOOING IN MENSWORDING …

 (14) Dat is de moed opbrengen innerlijk en uiterlijk, uit de natuurlijke beperkingen te treden, uit het verlangen naar bezit. Naar zinbeheersing in het leven van alle dag, intreden boven onze natuurlijke bevattingenlaag, zoals dromen en visionaire inzichten, dat van het ‘weten’. Wij dienen alles wat we op geestelijke en natuurlijke wijze te weten kunnen komen, proberen te begrijpen via onze ziel ‘en’ met ons verstand, over het geestelijke dat niet in ons dag/bewustzijn tot ons kan komen, geestelijk zintuiglijk, [psycho-materie-bewustzijn] in de stof gesloten geest. En dat zijn raadgevingen en inzichten, die naar ons toekomen, via geestelijke beïnvloeding, of door wijze mensen.

 (15) Door de ‘leegte’ van het loslaten, komt men dichterbij wat in het geloof verwoord wordt, de vereniging van de ziel met de geest van het geloof. Het heden is het Universele Intermezzo, als tussendeel van het oorspronkelijke en vroegere, met het wordende, de toekomst. Het heden is: Vereniging van de ziel, met het menselijke, met de ‘Universele Wil’ tot Liefde, het Universele Liefdesvermogen van mensheid.

 (16) Dat is; vanuit haar zelfstandigheid (ziel of mens) streven naar momenten dat er een vereniging kan plaats vinden met de Universele Liefdes Werkelijkheid. UnliW, deze woont, en is verbonden met iedere mens en we noemen dat zielenheil, en bevindt zich ook in de grootste zondaar van de wereld.

Als we spreken over een zielenhereniging, wordt daarmee niet een substantieel fysieke vereniging bedoeld, maar enkel dat wat met ‘liefdeswerkelijkheid’ van doen heeft. Het ‘wezenlijke’ niet het natuurlijke. Aan die hereniging dient uiteraard een ‘omvorming’ in het denken vooraf te gaan, want denken is communiceren van geest tot geest. Een hereniging van twee ongelijke polen, de Universele pool [oorspronkelijkheid of bron] en de Liefdesvermogende pool [de pogingen van menselijke kant]. De menselijke pool heeft te maken met allerhande barrières, waardoor er wel ontmoeting en beïnvloeding, maar geen volledige hereniging kan plaats vinden, zolang de mens bezig blijft met haar [ongebreidelde] verlangens en gehechtheden. 

 (17) Met belemmeringen [barrières] worden de onvolmaaktheden van de mens bedoeld, en dan gaat het niet alleen om de onvolmaaktheid op zich, maar vooral om de houding en de contacten met anderen, hoe zij zich gedragen tot elkaar, allen hebben daar hun aandeel in. Het is belangrijk te beseffen, dat de aanwezigheid van de ander of anderen, een beletsel zou ‘kunnen’ zijn om tot volledige overgave te komen in die van de Universele Liefde. Dat wil echter niet zeggen dat een mens, zich dan maar eenzaam in een cel zou moeten opsluiten! Zoals dat vroeger met kloosterlingen gebeurde.

  (18) Het blijft een natuurlijk gegeven, dat zolang een mens leeft, er sprake is van de aanwezigheid van de genadevolle genade van het zielenheil, dat als levensvonk in het hart van de mens aanwezig is. ‘Genade als vergevensgezindheid’, dat bron is geworden voor onze menselijkheid. Er bestaan ook in ieder mens andere en gelijksoortige ‘uitwerkingen’ in de ordening van het bestaan van de mens, die een natuurlijke rol spelen in de voortgang naar menswording van mensheid.

 Natuurlijke geschiktheid en bekwaamheid tot menswaardig leven.

 (19) Niet alleen uit natuurlijk temperament, noch alleen uit de wil van het vlees is er sprake van geschiktheid of bekwaamheid, en niet alleen door de wil van het verstand, niemand kan daarmee opnieuw geboren worden. Men kan wel door de genade, de volledige vrijheid van dwangmatigheid en afhankelijkheid verlost worden van negativiteit, dankzij de inwerking van een bevrijdende Geest, die dat door ‘omvorming’ teweeg kan brengen. Dat betekent verschoning van ruis en onrust en dat kan niet zonder het volledig opgaan in belangeloze liefde, bereikt worden.

Dat een mens bereiken kan door; volmaakter en zuiverder te leven middels een gerechtvaardigd ‘deugdenleven’. En dat is afhankelijk, van in hoeverre een mens in staat is, zichzelf te bevrijden van de wereldse afleidingen, obstakels en verlangens. In zoverre hij bevrijd is, is hij ook in staat tot hereniging [inzicht en bevrijding] te komen met Universele Liefdes Levensenergie.  

(20) Velen bevinden zich op verschillende niveaus van bewustzijn, betreffende geestelijke fasen van zuiverheid. En toch kunnen zij allen met dezelfde gemoedsrust tevreden zijn op wat ieder voor zich bereikt heeft. Een ieder kan geschikt zijn om het pad naar de berg van Volmaaktheid op te gaan. Doch niet ieder zal die top kunnen bereiken.

Daar is veel moed en doorzettingsvermogen voor nodig, en de drie ‘pijlers’ daarin zijn; de drie deugden: geloof – hoop – liefde.

De drie onderscheidingen van menselijke/zintuiglijke activiteit zijn; het verstand – het geheugen - de wil, deze dienen in overeenstemming gebracht te worden met de ‘geestelijke drie’: die van geloof-hoop-liefde, die de beide Liefdes; “de Universele en de Menselijke”, in overeenstemming met elkaar kunnen brengen. Opdat de Menselijke liefdesvermogens, met Universele Liefdes Werkelijkheid, op elkaar afgestemd kan worden.

 Dit kan niet zonder de leegte en de afstandelijkheid van wereldse dingen, de maatschappij, en in de verhoudingen met andere mensen. De mate van de ‘afstandelijkheid’, die zal ieder mens voor zichzelf moeten bepalen.

 (21) Geloof – Hoop – Liefde, zijn los van de zintuigen werkzaam in de mens, en hebben een permanente sturende invloed op zijn ‘totaal functioneren’.

 -      Het geloof bewerkt het actieve verstand

-      De hoop heeft invloed op het werkzame leven

-      De liefde heeft invloed op de contactuele vaardigheid en op de wil

 We zullen nagaan hoe het zielenlichaam, en het liefdesvermogen in

overeenstemming kan komen met UnliW.

 Uit de Mystieke Werken van Jan van t Kruis. De bestijging van de berg:

 (22) Om dat te kunnen bereiken, dient er heel wat te gebeuren, en dat is ook de betekenis van de berg, hoe hoger men klimt en dichter bij het doel komt, hoe zwaarder de tocht. De berg blijft bestaan, en dat betekent de verbondenheid die men houdt met de fysieke wereld, waar niemand onderuit kan zolang men leeft. Mensen kunnen enkel de top bereiken met de deugden samenwerkingen; geloof met het verstand, hoop met het werkzame geheugen, liefde met de wil.

-      Het geloof: is de aanzet die nodig is om te kunnen bereiken wat nog niet is, wat men hoopt, in de geest verlangt.

-      De hoop:  heeft betrekking op dat wat nog niet is, als men dat heeft bereikt wat men hoopte, is hoop weer opnieuw beschikbaar voor het daaropvolgende verlangen, in keuzevrijheid naar wat men hoopt.

-      De liefde: is onlosmakend verbonden met alles, ook met wat men niet bezit, daarom kan liefde met alles verbonden worden.

 (23) De drie vermogens van de mens: verstand – geheugen – wil, kunnen heel goed samenwerken met drie-eenheid: geloof – hoop – liefde – in een alles omvattende activiteit, beiden groepen kunnen niet zonder elkaar, beiden kunnen de mens opwaarderen naar een hogere vorm van leven. Beiden onderscheiden zich in 6 vormen van werkzaamheid, waarvan de ‘liefde’ de meest onvergankelijke is.

 (24) Dat is de zin van ‘menselijke aanwezigheid’ in de totaliteit van de levende wezens op aarde, die zijn gevormd vanuit evolutionaire tijdperken. De mens heeft daarin zijn hoogste fase van fysieke organische voltooiing bereikt, kan je wel zeggen. Daarentegen is de groei in samenhang, tussen geest en brein, en lichamelijke en psychische activiteit, als het ware stil komen te staan betreffende de vorming van sociale omgang in maatschappij en samenleving. De psychologie van ons bestaan heeft steeds minder vormende en hervormende invloed op de sociale en psychische aspecten van onze samenlevingen, althans, vele negatieve factoren dreigen in onze moderne samenlevingen de overhand te krijgen. Dat is de grote opgaaf voor de mens van de 21ste eeuw, om zich verder te ontwikkelen als sociaal wezen met contactuele vaardigheden, in een snel veranderde vorm van werken, wonen en samenleven! Waar de commercie [het kopen en verkopen, de handel] en de technologie, de mechanisatie van het industriële fabriek/matigheid, de kunstmatige intelligentie en de robots, het functioneren van de mens al schrikbarend begint uit te rangeren, over te nemen.

 Wat hem, de mens, te doen staat is het volgende;

-      Zijn geestelijke vermogens, vrijmaken en zuiveren, van alles wat niet tot voltooiing in liefde leidt.

-      Zijn listen en de bedriegerijen, zijn onverzadigbare verlangens naar meer, naar lust en opwinding, naar expressie en extase, dient ontmaskerd, beoordeeld en veroordeeld te worden.

 Te beginnen met het aanschouwen van de te onderscheiden menselijke redeneringen en waarnemingen.

 (25) Zintuiglijke inzichten en uiterlijke redeneringen, door waarneming, via het gezicht, het gehoor, de reuk, de smaak, en de tastzin.

-      Gezichtsvermogen; mensen kunnen meer waarnemen dan zijn fysieke hulpmiddelen, ook via een boven/zintuiglijk vermogen kunnen zij gestalten zien of ervaren.

-      Gehoor; zij kunnen ook horen zonder de oren, door geluiden waar te nemen uit een andere geestesfeer.

-      Reuk; soms nemen zij geuren waar, zonder dit te kunnen herleiden waar het vandaan komt.

-      Smaak; proeven met de tastzin, kan opwindend zijn en met genot gepaard gaan, waar men blij van wordt en opbloeit. Men noemt dit ook wel zalving van de geest.

 (26) Dit overzicht, geeft aan hoe de zintuigen een onmisbaar geheel vormen met het totaal functioneren van de mens. En het genot der zinnen is ook heel gewoon werkzaam bij gevoelige en geestelijke mensen. Al deze dingen kunnen het liefdesheil bevorderen. Men dient echter wel onderscheidt te maken, tussen of ze geestelijk zijn, of dat ze de lichamelijke zijn, of gevoelens willen verfijnen. Beiden zijn van verschillende orde, de een bevordert het geestelijk welzijn, het ander het lichamelijk genot. Van belang daarin is, dat men het onderscheid tussen het een en het ander leert waarnemen leert kennen. Er is sprake van zintuiglijke waarneming en waarneming van geestelijke dingen. Als men op een gegeven moment geen onderscheidt meer kan maken, kan het zijn dat men zichzelf of anderen bedriegt.

Het duister en het licht.

 (27) Het lichamelijke is met het geestelijke verbonden, van den beginnen af. In zoverre het de complexiteit van ons bestaan betreft, weet men dat er geen dode stof bestaat, alle materie is atomair, en stoffelijk en onstoffelijk met elkaar verbonden. Dan spreken we ook over psychogenese, want de geest bevindt zich in de binnenkant van de stof [zie P. Teilhard en G. Teule GAMMA]. Door de complexiteit in elektromagnetisme [lichtenergie], en de eonische tijdperken [tijd gunnende ruimten, en daarbinnen levens energie] in het wereldwijde kennis en communicatie bewustzijn, zijn deze op ‘alle’ niveaus van bewustzijn aanwezig. Ook op het terrein van het ‘liefdesvermogen’ van de mens, en haar voedster de “Universele Liefdes Werkelijkheid”, die boven alle fysieke elementen van de wereld uitstijgt en door psychosynthese ons mens zijn naar een hoger plan kan tillen als wij er aan meewerken.  

 (28) We kunnen beter proberen te voorkomen dat onze materiele en bewuste activiteiten de ziel en haar zielenheil besmet door negativiteit. Ongeordende privatieve streefvermogens van onze zintuiglijke activiteit, wellustige verlangens, streven naar overdaad ten koste van anderen. Zijn zaken die onvermijdelijk aan het leven in ons bestaan verbonden zijn. De processen die daar aan ten grondslag liggen zijn inherent aan het leven op aarde verbonden, en dat proces zal dus ieder mens moeten doormaken. Aan die ervaringsprocessen kan niemand ontkomen, toch is het in ons eigen belang, en valt het onder onze persoonlijke verantwoording daar van uit onze natuurlijke oorsprong, daar soberheid in te betrachten.

  (29) Zo ook, is mensenliefde, is hun ‘liefdesvermogen’, verbonden met het karakter en de eigenschappen van de mens die door geboorte en leefomstandigheden hem aangeboren of aangekleefd zijn. Daarom is het voor mensheid zo moeilijk om in ‘menswording’ vorderingen te maken. Te groeien in onafhankelijkheid aan zijn verslaafde omgeving, de wereldmaatschappij.

 (30) En dat maakt het zo wezenlijk anders, nu we na 2000 jaar christendom, onder andere afstand kunnen nemen van het idee dat de ‘duivel’ verantwoordelijk zou zijn, voor het kwaad in de wereld. Geen strijd met de duivel, het is een strijd tussen goede[energie] opbouwende en kwade[energie] afbrekende krachten. Die plaats vinden in de mens, op het zintuiglijk krachtenveld in de wereld waarin wij leven, en met name de mens in haar bestaan. En die strijd woedt nog steeds, erger nog; steeds meer, ook omdat ambt/dragers vanuit de kerkelijke hiërarchie en in de dogmatiek verzuimd hebben, om in dialoog te gaan met de gelovigen, over de dubbelzinnigheid in en met de verhalen uit de Bijbelboeken, en hun kerkelijke leerstellingen. Met ‘dubbelzinnigheid’ wordt hier bedoeld, de dubbelheid van 20 eeuwen kerkelijke institutionele moraal. In de kerken rond het altaar en voor God, een geestelijk welvaren vanuit de kansel uitgesproken. Maar thuis klaar staan voor wereldlijke genoegens, zonder verder rekening te houden met anderen, de minder bedeelden. En ook in de maatschappij energie steken in de strijd om de beste, de sterkste, de rijkste, en de meest invloed hebbende te zijn in het dagelijkse leven.

 Deze ambiguïteit [dubbelzinnigheid] van de kerkelijke leer en haar hiërarchie, dat op verschillende manieren uitgelegd, of naar geleefd kon worden. Dit kon gebeuren omdat het verhaal van Christus werd vastgelegd en naar de letter geketend, door het woord en de schrift als onveranderbaar te verklaren. Op straffe van de brandstapel, mocht niemand er anders over denken.

 VERBEELDINGSKRACHT …

 (31) Hier wordt gesproken over de natuurlijke waarnemingen door verbeeldingskracht, het innerlijke waarnemingszintuig, die moeten wij eerst behandelen om hogerop te kunnen komen. Er is namelijk sprake van twee soorten geestelijke/vermogens, die van de fantasie en die van het verbeeldende vermogen. Het eerste verzint iets nieuws en het tweede probeert uit te beelden wat het heeft ervaren, en dat is van belang als we onze innerlijke belevingswereld met anderen willen delen, om ‘samen’ wijzer te worden.

 (32) Dan is er ook sprake van, dat sommigen ervaringen van nature [in het nu] zijn, en onder andere in het bovennatuurlijke [geest/sfeer]. En dat kan o.a. door meditatie vanuit een innerlijke ervaring, door middel van beelden en voorstellingen en indrukken, en dat kan met anderen communiceerbaar worden gemaakt.

 (33) Er van uitgaande dat er een ‘durende’ organische levensenergie in de wereld aanwezig is, die op bewustzijnsniveau en in de ‘psyché-materie’ werkzaam en herkenbaar is, als complexiteit van leven. Dat communiceerbaar is via natuurwetten. Die complexiteit wordt ons verklaard, door moderne wetenschappers die dit voor ons zichtbaar maken. Dat menselijk bewustzijn communiceert ook met een hoger bewustzijn, dat directe invloed heeft op geestelijke laag of sfeer als energie in de atomaire cel, als elektrodynamische velden aangeduid in de eonen/sfeer.

Teilhard de Chardin heeft het over een bovenlaag, die hij de ‘noősfeer’ noemt. Waar ook in de geloofstradities naar wordt verwezen. De ‘verbeeldingskracht’ kan echter geen dingen maken. Zoals iemand zich dat verbeeldt of wil verbeelden. Wel kan zij dat wat zij verbeeldt, in de geest en in samenwerking met het geheugen, en het verstand, omzetten in een bewuste verwachting of geloofwaardigheid, en deze geloofwaardigheid, kan mensen ertoe aanzetten, te realiseren [doen] wat men zich verbeeldt of gelooft. En die verwachting via het geloof, kan men met elkaar delen, in de zin van ik geloof dat ik dit of dat maken kan. En die verwachting kunnen wij omzetten in fysieke daadkracht. Wij kunnen ‘geloof’ omzetten tot daadkracht. Mits wij daar moeite voor doen. Voorbeeld: een vredesgedachte kan aanzetten tot vredesactiviteit, dit stimuleert tot goede handelingen of overeenkomsten waar mensen zich aan kunnen houden.

 (34) Wel dienen we er op te letten dat wat wij als verbeeldingsvisioenen langs bovennatuurlijke weg ervaren of ontvangen, dat wij deze ontvangen mededelingen, ook moeten leren onderscheiden, of ze van de geest zijn of van onze bewaarkamer [geheugen], onderscheiden of het natuurlijke herinneringen zijn, vroegere gebeurtenissen, of raadgevingen zijn die van elders komen. 

(35) Altijd dienen we ons er van bewust te blijven, dat ons menselijke liefdesvermogen anders is en anders werkt dan de “Universele Liefdes Werkelijkheid” [pure schoonheid van de natuur], waar wij geen invloed op kunnen hebben, maar die wel invloed op ons heeft. [blz. 603]

 (36) En dat is de reden waarom dialogen tussen mensen over hun liefdeservaringen, en hun geestelijke ervaringen, zo belangrijk zijn. Omdat “Universele Liefde” of levensvonk, ons heeft doen geboren worden met een levensdrive dat inherent of onlosmakend samengaand aan liefde is, en ons daardoor ook kwetsbaar maakt. Dat ons kwetsbaar en breekbaar maakt, dat is, omdat er tijdens onze groei naar volwassenheid, er een schil om die levensvonk heen groeit, als beschermingslaag, waardoor de mens zich kan handhaven in de wereld waarin hij terecht komt. En die schil kan pas weer zacht en doorlaatbaar worden, als we in staat zijn, het vertrouwen van ‘mens tot mens’ te hertstellen of misschien juister; te doen ontstaan. Waardoor ‘Liefdeswisseling’ wederkerig kan worden, door van de een naar de ander te gaan zonder belemmeringen.

 Natuurlijke herinneringen en gebeurtenissen.

 (37) Natuurlijke herinneringen en gebeurtenissen maken het ons moeilijk ons totaal over te geven aan momenten van gebed of meditatie, om ons buiten het pad van de zintuiglijke concentratie te begeven. De mens is altijd op zoek naar bevrediging en genoegens van fysieke aard. Maar de ziel heeft dat niet, die wil alleen maar doen waartoe het bestemd is, dat is stralen, zoals pasgeborenen dat doen, met hun kreetjes en onbevangen lachjes en openheid. Vanuit een onaangeraakte puurheid dat ik ‘Universele Liefdesenergie’ noem.

 (38) Mensen willen nadenken en overwegingen maken door voorstellingen tot klaarheid te brengen. Maar daar heeft de ‘ziel’ niets mee van doen, eerder wordt zij er wel door gehinderd. Vandaar dat een mens die in ‘geestelijke rust’ wil verkeren allerlei redeneringen moet loslaten, deze achterwege moet laten, om in een toestand van beschouwing te komen, daartoe dient hij het volgende te weten:

 (39) Het is van belang te beseffen, dat, naast de verantwoordelijkheid, om als een goed en fatsoenlijk mens te kunnen leven. Redeneringen en voorstellingen nodig zijn, om het afwegen van wat is goed en wat is verkeerd, te kunnen doen. Dat het nodig is; dat men zorgvuldig kiest, betreffende tijd en plaats, om te reageren op ‘geestelijke’ uitnodigingen, die aan een mens kunnen worden gedaan. Dat kan vanuit hemzelf, of door anderen gebeuren, die daartoe de wijsheid bezitten. Zoals raadgevers, als Gandhi, Martin Luther King, Nelson Mandel en Pierre Teilhard de Chardin.

 OVER LIEFDE, DE WILSKRACHT VAN DE WIL EN HAAR ZIELSVERBONDENHEID …

 (40) Zintuiglijke waarnemingen een noodzakelijk kwaad;  in de zin van, omdat de complexiteit van de wereld niet uitgeschakeld kan worden, zou ieder mens rekening dienen te houden met de wensen en verlangens, waarmee hij leeft, die hij ontmoet. Ieder mens heeft een sociale verantwoordelijkheid tegenover de andere mens, in gerechtvaardigde eerlijkheid. En dat kan hij, mits hij een optimistische kijk op de wereld heeft, de mensenwereld, omdat hij weet dat die veranderbaar is als allen hetzelfde zouden nastreven.

 (41) Daarom is het goed van het volgende op de hoogte te zijn; waardoor hij, de mens, als van naturen een oordeel kan vormen, ‘om dit of dat’, of hij dat wel, of juist dit niet moet doen. Om dat te ontdekken zijn er kenmerken waarneembaar in de zielsverwantschap … Kenmerken van zielsverbondenheid van de mens, die los van wereldse genoegens, puur en alleen, zich aanwezig wil weten, zijn verlangens. Om volledig open en toegankelijk te zijn voor de ‘wederkerigheid’ van de onderlinge ‘liefdesverbanden’ en ‘liefdesrelaties’. In de zin van; uit een ‘volheid’ delen met elkaar. [blz.607]

 1ste kenmerk: van Zielsverbondenheid …

(42) Dat die mens ontdekt dat het hem niets meer doet, en hij er niet meer naar verlangt, naar nieuwe aardse goederen, geen waarde meer haalt uit duurder, rijker, of beter dan de andere!

 2de Kenmerk: van Zielsverbondenheid …

(43) Dat die mens zich niet meer druk maakt, om te kijken of zich bezig te houden, met of het wel goed gaat, dat er geen conflict meer is met zijn innerlijke en uiterlijke tegenstrijdigheid in zijn bestaan. Dat hij weet dat hij kiezen kan, op het geestelijke, of op het lichamelijk. Van beiden is het van belang er eerlijk, zuiver en puur mee om te gaan, door een te onderscheiden bewustzijn. Of het lichamelijk is, zuiver lichamelijk/natuurlijk, zonder verborgen verlangens. Of ‘Liefdeswerkelijkheid’ is, in de ruimste zin van het woord tussen mannen en vrouwen. Dat zij onderscheidt leren maken tussen het geestelijk wezenlijke ervaringsmoment, of dat het lichamelijk fysieke ervaringsmoment is, in relationele contacten.

 3de Kenmerk: van Zielsverbondenheid …

(44) Dat de mens erkent dat hij in eenzaamheid, en zonder verlangens leven kan. Dat hem daar de rust wordt gegund, om volkomen op te gaan in een andere dimensie, een andere tijdsdimensie, die van de bovenzinnelijke waarneming door een ‘geestelijke aanwezigheid’ en de weidse ruimte van de onafhankelijke geestelijke dimensies die er in de kosmos zijn. ‘Los’ van zijn Fysieke vermogens, zijn organisch bestel.

 (45) Dit alles kan plaats vinden met de innerlijke overtuiging, dat het een heilzame zaak is voor allen. Dat we een waarneembare toestand bereiken, waarin de bereidheid aanwezig is, keuzes te maken, waardoor een veranderbare beweging in het wereldse denken ontstaat, waardoor het in alle redelijkheid te verwachten is, dat het; via een persoonlijke weg gaat, met een eigen verantwoordelijkheid’. Echter; waarbij die ‘persoonlijke weg’ het niet zonder, het ‘samen met anderen’ op weg zijn, zijn kan. Van wereldlijk belang is het, om de weg naar de top, die van het OMEGA, die van de menselijke voltooiing. Op een menselijke/wereldse manier tot een goed einde te brengen.

 (46) Mogelijke moeilijkheden en belemmeringen, worden hier genoemd;  die een tegenbeweging zouden kunnen veroorzaken om het bovenstaande doel te bereiken.

-      Verstrooidheid, gebrek aan inzet, het gevoel alleen en verlaten te zijn in het op weg zijn naar …

-      Het verlangen om op een andere wijze, middels een niet kerkelijke, ontheiligende wijze, hetzelfde doel proberen te halen …

-      Dat men ondanks deze kennis wereldse verlangens blijft koesteren en verlangen, die de mens belemmert voortgang te boeken.

 (47) Het is een onvermijdelijk gegeven dat de ‘geest’ verbonden blijft met de redenerende instantie van het brein, dat een schakelgebied blijft, voor het verstand, het geheugen en de wil. Door kennisvergaring en leerprocessen. Met dien verstande dat men zich blijvend laat leiden door de dingen in; goedheid, rechtvaardigheid, mededogen, openheid, acceptatie van het anders zijn van andersdenkenden of anders gelovigen, met het verlangen Liefdesvermogen met ‘elkaar’ te delen. Opdat men in een gezamenlijke opgang verbonden blijft en zich bezig/staande houdt door “Universele Liefdes Werkelijkheid”.

 (48) Want door als mens aanwezig te zijn in deze hectische en soms onbuigzame wereld, maatschappij of samenleving, kan ook voor de geestelijk schouwende en in zichzelf gekeerde mens, niet zijn ‘verbondenheid’ negeren, ten opzichte van dat wat ‘iedereen’ aangaat. Ook de ‘geestelijk schouwende mens’ is burger van zijn land. En ik ben het een morele burgerplicht gaan noemen. Mensen in nood helpen, niet doof, blind en stom blijven voor het leed van anderen, als er een reactie, oordeel of hulp wordt gevraagd. Er bestaat een voor iedereen geldende  moraal of burgerplicht, dat hem gebied op te treden of te reageren op zaken of gebeurtenissen, die de waarde en de schoonheid van alles wat natuur en mensheid aangaat aantast.

 DE CONTEMPLATIEVE, DE SCHOUWENDE, EN DENKENDE MEDITERENDE MENS.

 (49) De vraag die je bij deze voelt opkomen is; dient ‘opgedane kennis’ in de initiatie, en bovennatuurlijke contemplatieve beschouwingen, niet ingezet te worden. Tijdens de meditatie, zoals redeneringen en natuurlijke denkvormen? Om te beginnen zal het niet zo zijn, dat een gevorderde persoon, ook meteen in een blijvende staat van bovennatuurlijk bewustzijn kan komen, zo volmaakt kan niemand zomaar zijn. De persoon kan wel in een vergevorderde staat van zijn ‘zijn’ geraken. En zich in een staat van ‘liefdesrealiteit’ bevinden, maar dat zal zijn karakter en persoonlijkheid, niet meteen veranderen, of niet vrij van karma (realisatie) maken. Karma is niet alleen persoonlijk vrij zijn van vroegere daden. Karma betekent niet dat je in je ‘eentje’ iets te verwerken of op te lossen heb, veel zaken dienen juist ‘samen’ opgelost te worden. Het is ook groep/gebonden, en verklaarbaar via de wet van oorzaak en gevolg. Ook binnen geloofsgemeenschappen geldt dit.

 (50) De ziel is wat het is, en dat is; een te verwachten wezenlijk waarneembare niet lichamelijke realiteit. En is van een permanente beïnvloeding op menselijk/geestelijk niveau, als een energetische werkzaamheid, met een energetische polaire uitwisseling, door stralingen vanuit de diepte van al het levend organisme. Zoals een bloem uitbloeit en ons beïnvloed, zoals licht ons verlicht, ons helder maakt en blij maakt. Alsof een vlam of licht, heel ons wezen verlicht en opwarmt, zich bundelt tot een eenheid in samenwerking met andere zielen, zoals een veld met bloemen een enorme afstraling bezit dat mensen gelukkig maakt.

 (51) Particuliere dingen, hoe verwarrend ze ook kunnen zijn, zijn verwant aan het verlangen, om in een gezamenlijk streven naar verandering en een vernieuwende toekomst in te gaan, voor een harmonische eenheid. En toch ook blijvend onderscheiden, als aparte eenheden van mentale veranderbaarheid [persoonlijkheid]. Deze gezamenlijke wetmatigheid, kan voorkomen dat door individualisme, eigenbelang of vooringenomenheid, dat personen of een groep van personen te dominant hun invloed kan laten gelden.

 De rust en de verstilling naar voortgaande contemplatie.

 (52) Geest dat zowel ‘heiligend’ als ‘licht’, of ‘geest is’, is het genezende principe dat overdrachtelijk is. Alles verschonend, bevrijdend, vernieuwend, overdraagbaar. En geeft aan alle ding groei en vorm, vernieuwing en vorm in de complexiteit van het bestaan in het menselijk brein en brengt haar tot zielenheil. Al die zuiveringen en ontledingen zullen de mens tot rust brengen, in hun reis, op weg naar voltooiing.

 De mens zal uiteindelijk, door inspanning, een bewustzijnsfase bereiken, dat hem zal doen ontstijgen uit de wereld van overdaad en macht door geweld, naar een wereld van eensgezindheid. Daar waar een hogere bewustzijns besef, zichtbaar wordt in contactvaardigheden tussen mensen in tijden van crisis en onbegrip. Naar hogere bewustzijnslagen, dat hem voordeel zal geven op wereldschaal. Dankzij hun ‘wil’ om te overleven in menselijkheid, zal het hen lukken de veelvoudige worstelingen die zij moet plegen om steeds meer zichzelf te worden, te overleven. Dan kunnen zij zich ontworstelen uit de acties van vroegere gewelddadigheid, goddeloosheid en onmacht.

 Heden in het jaar 2018.

Heden ten dage, heldhaftig weerstand biedend aan een samenleving die haar morele drijfveer zienderogen aan het verliezen is. Daarvoor moeten wij aan het werk. Dat is iedere burger aan zijn land verplicht. Afstand nemen van zijn aanhankelijkheid, ten overstaan van overheden en religieuze gezagsdragers, en dogmatische principes, die hun verantwoording niet nemen om het voortouw te nemen destructieve gebeurtenissen en gangbare praktijken aan te klagen.

 [blz.618]

 Leermoment 2.

 Essay over: 

Over Liefde en de Wilskracht van de Wil

Leermomenten dankzij de verhalen en raadgevingen van Jan van ’t Kruis en Pierre Teilhard de Chardin.

 Anthoon La Lucas Budel

Nijmegen

2015-07-04

a.budel1@chello.nl

www.oraetlaboraetamor.nl

   Het duister en het licht.