vorige pagina

7b … DE VERBORGEN MACHT IN ONS BESTAAN …

DEEL 2:

17. Die Godswerkelijkheid is altijd al omstreden geweest, het is niet anders, maar nu wordt het echt tijd, of komt er een tijd dat we open, eerlijk en op een onafhankelijke wijze dienen te kijken naar wat staat er op het conto van de Almachtige God; die de mens ten alle tijden liefheeft, beschermt, behoed tegen het kwade, de mens de goede richting wijst, zoals je dat kan verwachten van een God, in de religieuze voorstellingen zoals we die ons eeuwenlang hebben voorgehouden. Ik wil daar niet goed of slecht over oordelen, maar vindt wel dat we serieus moeten gaan kijken, in hoeverre is de mens ‘iets voorgehouden’ wat nu niet meer geloofwaardig is, omdat de “Godsbelofte” niet de uitwerking heeft gehad die je ervan zou kunnen verwachten. Want in feite hebben we het hier over de ‘tegenwerkingen’ van de mens door zijn gedragingen in de wereld, en in zijn directe omgeving, in de maatschappij en in leefgemeenschappen. Die ‘tegenwerkingen’ zijn massaal en soms a/religieus, en soms overtrokken religieus gebleken, en hebben ook binnen religieuze verbanden hun kwalijke of misleidende rol gespeeld.

 18. Tussen willekeurige mensen, is geen onderscheid te maken als het om goed of slecht gaat, wel tussen fysieke en lichamelijke kenmerken, zoals rijk of arm, tussen bedeeld en onbedeeld, welgesteld en bevoorrecht, of dat je in een arme wieg bent geboren. Enerzijds is ‘de mens’ verantwoordelijk voor de goede dingen die gebeuren, en anderzijds is ‘de mens’ verantwoordelijk voor de slechte dingen die gebeuren, en dat is niet te onderscheiden in de persoon zoals die voor je staat. Die goede en kwalijke kenmerken zijn wel herkenbaar en zichtbaar in de resultaten van zijn handel en wandel.

 19. We leven in een ‘wordende wereld’, in een ‘wordende mensheid’, en daar zijn we samen verantwoordelijk voor, hoe het zich verder ontwikkeld. We kunnen en mogen niet voorbij gaan aan het gegeven, dat samenlevingen, gemeenschappen en maatschappijen, door individuele inzichten en kennisvergaring is opgebouwd. Evenzo zijn wij allen de veroorzakers van goed en kwaad, door de strijd in; wat komt jou toe, en wat komt mij toe, dat zich afspeelt in alle lagen van een bevolking, van landen en continenten.

 20. Het is aan de mens te verwijten, dat zij de ‘wezenlijke’ boodschappen van profeten, leraren, wijsgerige inzichten van mensen van alle tijden, niet voldoende geďntegreerd hebben in hun manier van leven. Althans we leven nu in een tijd dat er op grote schaal afstand van wordt genomen, door de ‘individualisering’ van onze samenlevingen en maatschappijen. Waardoor altijd weer, de individuele belangen van personen, het eigen belang, het ‘algemeen belang’ ondergeschikt maakt.

 21. En tot heden toe, werkt het nog steeds zo, is mijn ervaring. Sterker nog, hoe meer bevoordeeld de mens, hoe hoger in de rang of afkomst, hoe sterker en slimmer de mens, des te meer stelt hij of zij, het eigen belang boven het belang van de ander.

 22. Religie en geloofsgemeenschappen hebben eigenlijk altijd orde op zaken ‘willen’ stellen, via het geloof in een ‘God of godheid’ een God of Macht die boven de mens ‘verheven’ was. Logisch, omdat de mens die niet bereid is zijn have en goed, welstand en voorspoed te delen met een ander of ‘allen’. Dat je, je dan wel bijna vanzelfsprekend moest richten naar een God, die boven de partijen staat, met de smeekbede, ‘laat er alsjeblieft vrede en welstand voor iedereen zijn’, maar niet ten koste van mijn voorspoed. Want van een God of godheid kan je verwachten dat die niet in tweestrijd verwikkeld zal raken. En dat ‘hij’ wel zal kunnen doen, waar een mens niet toe in staat is, of in staat wil zijn!

 23. Nu, we helaas, diep teleurgesteld moeten constateren, dat het geloof van mensheid in de “Almachtige Sturende Gedogende Heersende en Liefhebbende God”, niet in staat blijkt de mens tot andere gedachten te brengen, zullen we de hand in eigen boezem moeten steken. En ‘boezem’ betekent hier kijken en onderzoeken binnen de eigen mogelijkheden van het mens zijn, het menselijke weten en geweten. Wat ‘willen’ en ‘kunnen’ wij doen in een gezamenlijk geloof in eigen kunnen ten bate van een algemeen welzijn.

 24. Ondanks de wijsheid idealen, ‘wijsheid/boeken’ de Meesters, de Profeten, en tot aan Jezus Christus toe, is de mens, althans niet in grote getale, te weinig bereid geweest belangeloos te delen, belangeloos zich in te zetten voor de minder bedeelde, de zwakke kwetsbare mens.

 25. De sterken hebben altijd het roer in handen genomen, de zwakkere en minder bedeelden moesten het meestal hebben van de kruimels die de rijken ‘in hun goedheid’ hen toewierpen. In de 19de en 20ste eeuw ontstonden er regels en voorwaarden [wetten-instituten], die er op moesten toezien, dat de rijken en welgestelden, een deel van hun welstand moesten afstaan aan hen die niets of het minder goed hadden, en niet in staat waren van dezelfde vruchten te plukken, en vooral ook omdat zij een groeiende meerderheid [volksmassa] gingen worden.

 26. Nu, zijn we in de 21ste eeuw aangeland, en is ‘mensheid’ nog steeds niet in staat, de groeiende welvaart en de verworven hulpmiddelen geleidelijk te verdelen over de bevolking van de wereld, van de aarde. Al het gekrakeel ten spijt, van overheden, ambtsdragers en politieke partijen, en wel of geen democratieën. De ‘werkelijke stagnaties’ zijn te vinden in het brein van de mens, ‘zij’ is de direct verantwoordelijke voor de ‘blijvende conflicten’ van elkaar bestrijdende structuren, het is te wijten aan de ‘koppigheid’ van de mens, die niet bereid is het probleem bij de bron aan te pakken, door het probleem bij zich/zelf te zoeken, en van daaruit oplossingen te gaan bedenken.

 27. Hoezo de verborgen macht in ons denken, in onze wil, in ons geloof, in ons weten en geweten?

Moeten wij tot God blijven bidden en smeken, of hij bereid zou willen zijn, de mens te sturen, te begeleiden naar een hogere wereldorde? Of dienen wij onder een gezamenlijke verantwoordelijkheid met hulp van Wetenschap, Kennis en Universele Liefdes Werkelijkheid, gezamenlijk de handen ineen te slaan, door te gaan doen wat we eeuwenlang van God hebben afgesmeekt?!

28. Het is de hoogste tijd dat we ons zelf, serieus gaan nemen, vanuit de ‘natuurlijkheid’ van ons bestaan. Dat we de kwaliteiten van ons mens zijn, de plaats gaan geven die het verdiend binnen het evolutionaire ontwikkelingsproces van onze werkelijkheid.

 

DEEL DRIE: … DE VERBORGEN MACHT IN ONS BESTAAN …

Hoe zit het dan met de macht en de kracht van de mens in zijn aardse bestaan?  

29. Kan het niet zo zijn, dat door het evolutie proces, de individuele mens, de ware macht en kracht, inzicht en intelligente bezit, die hij/zij zich verworven heeft. En dat hij/zij niet langer de schuld bij God of overheden, ambtsdragers, pausen en rechtsgeleerden neer kan leggen, omdat de algehele destructiviteit in ‘wezen’ door de individuele mens, in massa, wordt veroorzaakt, door de ‘goeden’ omdat zij het slechte in hun gedrag niet zien, en door de ‘slechten’ de ‘sociale dieven’ omdat zij ‘mededogen of goedheid’ in zich zelf geen kans geven, en onbewust of bewust onderdrukken.

 Een algeheel gewetensonderzoek, door mensen, wil ik bepleiten door het schrijven van dit verhaal, en dat kan door:

 30. DE MACHT VAN HET “SAMEN” LATEN SPREKEN TEN GUNSTE VAN “ALLEN”.

‘GELOVEN’, NIET IN DE ALMACHT VAN EEN GOD, DIE ZIJN ALMACHT UIT HANDEN HEEFT GEGEVEN. MAAR IN DE KRACHT VAN “IEDER” ZELF, TEN BATE VAN ALLEN.

 31. Allicht is het verstandig orde op zaken te stellen, niet God zal de wereld redden, maar de “mens” zal de wereld redden, in de zin van dat wij gehoor blijven geven aan de religieuze boodschappen, die door “wijsheid” ons worden aangereikt, en “deze boodschappen” kunnen wij, van mens tot mens, in een gezamenlijke opgetogenheid ‘waar’ maken, vorm aan geven. Middels de gebaande wegen die door religieuzen overal over in de wereld, door ‘religieuze gemeenschappen’ zijn opgericht, zichtbaar aan de kloosters, kerken, parochies, gemeenten en kerkgemeenschappen, die zijn opgericht. 

 32. Die verborgen machten en krachten, kunnen door geloof, hoop en liefde in een goede samenwerking met elkaar tot het resultaat komen, waar we al zo lang op hebben gewacht.

33. Niet langer meer wachten. Want door de machten en de krachten die ‘ons’ gegeven zijn, kunnen we meer doen dan alleen een vredesvlam ontsteken. Nu, kunnen wij, door onze wil, ons verlangen, ons inzicht, door hoop en liefdesvermogen, de weg blijven volgen die Christus ons voorgegaan is. Kunnen wij door de ‘macht’ van het ‘samen willen’, gehoor geven aan de opdracht die Christus ons gaf, door individueel en samen de verantwoordelijkheid te nemen in de praktijk van de dag. De ‘stem’ van Christus laten spreken door de daden die wij doen, gevoed door ‘zijn’ woord dat ieder van ons kan verstaan.

 34. Geloven, blijven geloven, niet in de macht van een onzichtbare, onaanraakbare, onbereikbare, onhoorbare God, maar in de macht en de kracht, van ons denken, van ons handelen, van ons weten en geweten. Geloven in een geloof dat een ‘werkzaamheid’ bezit, en vanuit ons ‘eigen bewustzijn’ bestaansrecht heeft, door de macht van onze wil, van onze wijsheid, dat goedheid van een ieder kan samenvoegen tot een eenheidsstreven in liefdeswerkelijkheid.

 35. Een ‘liefdeswerkelijkheid’ dat door mensen vanuit een natuurlijke wil gedragen kan worden en doorgegeven, dat vorm en gestalte krijgt door ons individuele liefdesvermogen, dat wij in gemeenschappelijkheid kunnen uitdragen. Ieder mens bezit in meerdere of mindere mate liefdesvermogen. Het in staat zijn om liefde te delen, liefde te ontvangen, en liefde door te geven, maakt ons mensen van een ‘soort’ die ver boven het dier uitstijgt. Daarom kunnen wij ook spreken van energie die voedzaam is met een bevrijdend vermogen, en dat herkenbaar is. ‘Liefdesvermogen is herkenbaar als een ‘energieke kwaliteit’, dat in alle levende wezens herkenbaar is.

 36. We kunnen blijven geloven in de Almacht van God, of we kunnen gáán geloven in de macht en de kracht van onszelf, vanuit ons menszijn, dan zijn we ook niet meer afhankelijk, en hoeft God niet meer aansprakelijk gesteld te worden, en kunnen we vanuit onze persoonlijke verantwoordelijkheid in spiritualiteit, ‘geloofsbeleving’ uitbreiden naar zinbeleving en welvaart voor allen, in de dagelijkse praktijk van ons bestaan. Dat kan, het is aanbevelenswaardig binnen de belevingswerelden van sociale gemeenschappen, leefgemeenschappen, relaties en andere samenlevingsverbanden door te gaan met spiritualiteit als ondersteuning in ons bestaande ervaringsveld.

 Hoezo ons geweten? Het is wellicht de meest verborgen macht in ons bestaan.

 Anthoon / La Lucas  

Nijmegen  2016-01-05