Het schilderij:

 

Het visioen dat hem verlichtte en vrede schonk, door de veranderende trekken van het Christus gelaat. De verteller bevindt zich in een kathedraal en staat voor een schilderij dat aan een muur hangt.

 

In die tijd zo vertelde hij was mijn geest van een half wijsgerig, half esthetisch vraagstuk vervult. Gesteld, dacht ik, dat Christus zich zou vervaardigen voor mij te verschijnen, hoe zou Hij er dan uit zien? Hoe zou hij getooid zijn? En vooral hoe zal Hij zichtbaar ‘Zijn’ plaats in de materie innemen? Hoe zal Hij dan afsteken tegen de Hem omringende voorwerpen? Het verdroot mij bij de gedachte dat Christus dan te midden zou staan van een wereldtoneel met een menigte lagere lichamen, zonder dat deze massa, de zo dichtbij hen bevindende intensiteit, door enigerlei wijze waarneembare verandering of aanwezigheid, zouden ervoeren en herkennen.

 

Inmiddels was mijn blik werktuiglijk blijven rusten op een schilderij dat Christus voorstelde, die ‘Zijn’ Hart aan de mensen aanbood. Dat schilderij hing aan een muur in een kerk die ik was binnengegaan om te bidden. Ik vroeg me af of het de kunstenaar mogelijk zou zijn geweest, zonder zijn lichaam de al te strakke begrensdheid te laten behouden die Hem van alle andere mensen scheen af te zonderen, zonder Hem die al te individuele gelaatsuitdrukking te geven die, gesteld dat ze schoon was, dat dit op een speciale manier was gebeurd, anders dan alle andere vormen van schoonheid ... Ik hield mij op dat moment sterk met deze dingen bezig, en ik keek naar het schilderij, en het visioen begon. (eigenlijk zou ik niet kunnen zeggen wanneer het begon, het had al een zekere intensiteit toen ik mij ervan bewust werd).

 

Begrensd en onbegrensd:

Hoe dan ook, toen ik mijn blikken langs de omtrek van de beeltenis liet dwalen, merkte ik plotseling dat ze smolten, ze smolten op een speciale manier, moeilijk om in woorden uit te drukken. Toen ik de trekken van Christus persoon wilde doorgronden, kwam deze mij duidelijk als begrensd over. Maar toen mijn inspanning verslapte, ging heel de tooi van Christus, en de plooi van zijn gewaad, de straling van ‘Zijn’ haardos, de bloei van ‘Zijn’ vlees, als het ware (ofschoon ze niet verdwenen) in heel de rest over … 

Men zou kunnen zeggen dat de ruimte die Christus van de omringende wereld scheidde, versmolt tot één trillende oppervlakte waarin de begrenzingen zich met elkaar vermengden. Het schijnt mij dat deze transformatie (omzetting) op één bepaalt punt begon, aan de rand van het portret, en dat ze van daaruit zich langs heel de omtrek voortzette. In deze volgorde drong het althans tot mij door. Overigens breidde de metamorfose (gedaantewisseling) zich vanaf dat moment snel uit en raakte alle dingen.

Oneindigheid:

Eerst merkte ik dat de trillende atmosfeer die Christus als een aureool omgaf, niet meer alleen beperkt was tot de enge ruimte om Hem heen, maar tot in de oneindigheid uitstraalde. Er liepen af en toe fosforescerende sporen door, die een gedurige uitzaaiing tot in de buitenste sferen der materie verrieden. Ze tekenden een soort bloedbaan of zenuwstreng die door heel het leven liep.

 

Het Universum:

Heel het universum trilde! En toch, wanner ik de voorwerpen een voor een trachtte te bekijken, zag ik ze telkens even duidelijk afgetekend in hun onaangetaste individualiteit. Heel deze beweging scheen uit te gaan van Christus en vooral vanuit zijn ‘Zijn’ hart. Terwijl ik de uitstroming tot aan haar bron probeerde te volgen en het ritme ervan probeerde te begrijpen, keerde mijn aandacht tot het portret zelf terug en ik zag dat het visioen snel naar zijn climax steeg.

Ik wil eerst nog even over de gewaden van Christus spreken. Ze straalden licht uit, zoals we dat in het verhaal van de transfiguratie lezen (gedaante verandering). Maar ik werd vooral getroffen door het feit dat ze niet geweven waren, tenzij dan met de hand van de engelen, die van de natuur is.

 

Het weefsel werd geenszins door grof gesponnen draad gevormd … Doch de stof, een bloeiende stof! … had zich tot in het diepste van haar substantie zelf spontaan geweven, als wonderbaar vlas. En ik meende de steken ervan eindeloos te zien doorlopen, harmonisch gecombineerd in een natuurlijk dessin, dat het tot in het diepste van haar wezen beïnvloedde.

 

Maar zoals u zult begrijpen, ik kon slechts een vluchtige blik werpen op dit voortdurend in samenwerking met alle energieën, en van heel de orde der materie, wonderbaarlijk geweven gewaad. Het was vooral het verheerlijkte gelaat van de Meester zelf die mijn aandacht boeide.

 

U hebt s’nachts vast wel dikwijls gezien hoe de kleur van sommige sterren verandert van bloedrood paarlen in die van glanzend paarsfluweel. U hebt ook wel de kleuren door een doorschijnende lichtbol zien vloeien …

Aldus blonk … in een niet uit te drukken kleurenspel, de glans van alles wat schoon is op Jezus wonderbaarlijk onbeweeglijk gelaat!

 

Ik zou niet kunnen zeggen dat dit alles ingevolge mijn verlangens gebeurde, dan wel of het naar het welbehagen van Hem, die mijn verlangens regelde en kende. Zeker is echter dat deze talloze schakeringen van majesteitelijke lieflijkheid, en onweerstaanbare aantrekkelijkheid, elkaar opvolgden, veranderden en in elkaar overgingen, volgens een harmonie die mij volkomen verzadigde.

 

Tot een hogere schoonheid:

En voortdurend zweefde achter deze bewegende oppervlakte, de onoverdraagbare schoonheid van Christus, haar dragend en tot een hogere eenheid centrerend. Die schoonheid raadde ik meer dan dat ik haar waarnam, want telkens wanneer ik trachtte heen te dringen door het floers van lagere schoonheden, dat haar voor mij verborgen hield, rezen er andere bijzondere fragmentarische schoonheden op, die de “ware schoonheid” voor mij versluierden, terwijl ze mij er een voorsmaak van gaven en mij er naar deden verlangen.

Heel het gezicht straalde op deze wijze. Maar het middelpunt van deze straling en van dit kleurenspel was in de ogen van het getransfigureerde portret verborgen … over de weidse diepte van die ogen gleed in iriserende tinten de weerschijn van alles wat bekoort, van alles wat leeft.

 

En terwijl ik mij inspande om het beeld vast te houden, veranderde de stralende eenvoud van vuur over in een onuitputtelijke veelvuldigheid, die, alle blikken waaraan een mensenhart zich ooit heeft gewarmd en gespiegeld, in zich verenigde. Zo werden bijvoorbeeld deze ogen die eerst zo zacht en teder waren, dat ik dacht dat mijn moeder voor mij stond, een ogenblik later zo hartstochtelijk en dwingend als die van een vrouw – maar tegelijkertijd van zulk een overweldigende zuiverheid, dat hun gebiedende macht het letterlijk onmogelijk maakte dat mijn gevoel afdwaalde.

En daarna werden ze vervuld van een grote mannelijke majesteit, zoals men dat leest in de ogen van een zeer moedig, sterk en verfijnd man, maar onvergetelijk hooghartiger en verrukkelijker te ondergaan.

 

Een wolk van verscheidenheid:

Deze tinteling van schoonheid was zo volledig, zo boeiend, zo snel ook, dat mijn wezen in al zijn vermogens tegelijk getroffen, en doorboord werd en tot in zijn kern trilde, door een volstrekt unieke gewaarwording in opgetogenheid en geluk.

 

Terwijl dan nu mijn blik met vurige kracht in Christus oogappels drong, dat als een afgrond van boeiend laaiend leven was geworden, zag ik uit de diepte van diezelfde ogen iets opstijgen als een wolk in verscheidenheid, zoals ik die net omschreven heb, dat het verdoezelde en vervaagde. Een buitengewoon zeer intense uitdrukking verspreidde zich van lieverlee over de verschillende nuances van Goddelijke blik, het doortrok haar eerst en nam het vervolgens in zich op.

 

Ik bleef verbijsterd achter. Want deze laatste uitdrukking, die alles had overheerst, alles had samengevat, kan ik niet ontcijferen. Ik kon onmogelijk zeggen of ze van een onuitsprekelijke smart dan wel van buitensporige triomfantelijke vreugde getuigde! Onmiddellijk werden dan mijn ogen gesluierd door tranen. Doch toen ik weer kon kijken, had het schilderij van Christus in de kerk zijn nauwkeurige omtrekken weer teruggekregen.

 

Nadat hij het bovenstaande verhaal had beëindigd, bleef mijn vriend enige tijd in zwijgend nadenken verzonken, zijn handen in een hem kenmerkende houding, gevouwen op zijn gekruiste knieën. De avond daalde. Ik drukte op een knop en het licht flitste aan in de heel mooie lamp die mijn bureau bescheen. De voet en de kap van deze lamp waren van doorschijnend zeegroen glas en de gloeilampen waren zo vernuftig geplaatst dat heel de kristallen massa en de tekeningen waarmee ze versierd was, van binnenuit verlicht werden. Mijn vriend schrok, en ik zag dat zijn blik op de lamp gevestigd bleef, alsof hij daaruit zijn herinneringen wilde putten, terwijl hij de draad van zijn bekentenissen weer opvatte.

 

 

Lees verder naar: 2. Het Heilig Sacrament

Geschreven vóór de strijd bij Douaumont

Douaumont – Verdun – Frankrijk

Nant_le_Grand 14 Oktober 1916

Pierre Teilhard de Chardin

Uit: Loflied.